Bezittelijke Voornaamwoorden

• Engels
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 2

Bezittelijke voornaamwoorden

Havo 2

Kies het juiste voornaamwoord:
Jack is a friend of ___ (van mij).

1. my
2. me
3. mine
4. his

Kies het juiste voornaamwoord:
Some friends of ___ (hun) are crazy.

1. theirs
2. they
3. their
4. yours

Kies het juiste voornaamwoord:
___ (Uw) package has arrived.

1. You
2. Your
3. Yours
4. Their

Kies het juiste voornaamwoord:
Those sandwiches are ___ (van haar).

1. theirs
2. hers
3. her
4. she

Kies het juiste voornaamwoord:
That is ___ (mijn) pen.

1. my
2. me
3. mine
4. I

Kies het juiste voornaamwoord:
___ (Zijn) name is Jack.

1. He
2. To be
3. His
4. Hisses

Kies het juiste voornaamwoord:
Is she a friend of ___ (van jou)?

1. you
2. your
3. yours
4. theirs

Snap je dit?

Dan mag je verder met de weektaak. (Zie Its Learning)

Bezittelijke voornaamwoorden

Je kunt op verschillende manieren aangeven dat iets van jou is, bijvoorbeeld:

• He's my friend.
• He's a friend of mine.
  
  
• Our cat is very young.
  
• That young cat is ours.

Bezittelijke voornaamwoorden

Eigenlijk zeg je hetzelfde:

• He's my friend. (Hij is mijn vriend.)
• He is a friend of mine (Hij is een vriend van mij.)

Bezittelijke voornaamwoorden

De betekenis is hetzelfde, de vorm is anders!

• Staat het woord voor een zelfstandig naamwoord (persoon, dier of ding), dan gebruiken we:
• my, your, his, her, its, our, your & their
• my cat, your dog, his hair, etc.
  
  
• We vertalen dit als mijn, jouw, zijn, etc.

Bezittelijke voornaamwoorden

De betekenis is hetzelfde, de vorm is anders!

• Staat het woord ergens anders in de zin, bijvoorbeeld achter het werkwoord to be of het woordje of, dan gebruiken we:
• mine, yours, his, hers, ours, theirs
• friend of mine, teacher of yours, clothes of hers, etc.
  
  
• We vertalen dit als van mij, van jou, van haar, etc.

Vul de juiste vorm in:
Is that a family member
of ___ (van jou)?

Vul de juiste vorm in:
I don't like ___ (zijn) clothes.

Vul de juiste vorm in:
John! What is up with ___ (jouw) cat?

Vul de juiste vorm in:
Give me back that pen! It is ___ (van mij)!

Vul de juiste vorm in:
We are going to visit ___ (onze) grandparents tomorrow.

Vul de juiste vorm in:
I don't like that plan of ___ (van hun).

Vul de juiste vorm in:
I saw ___ (zijn) mother in the gym.

Samenvatting

Staat het voor een zelfstandig naamwoord:
my, your, his, her, its, our, their

Staat het na to be / of:
mine, yours, his, hers, ours, theirs

Ga verder met de weektaak (zie Its Learning)