In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
basisstof 1 voedingsmiddelen
Slide 1 - Tekstslide
leerdoelen
1 Je kunt de functies van voedingsstoffen en voedingsvezel in voedingsmiddelen noemen
Slide 2 - Tekstslide
Welke voedingsmiddelen eet of dink je vaak?
Slide 3 - Woordweb
voedingsmiddelen
alles wat je eet en drinkt noem je voedingsmiddelen.
dit kan plantaardig zijn (van planten) of dierlijk (van dieren).
Slide 4 - Tekstslide
plantaardig
dierlijk
biefstuk
rijst
eieren
appel
sojamelk
Slide 5 - Sleepvraag
voedingsstoffen
voedingsmiddelen bestaat uit voedingsstoffen.
voedingsstoffen hebben functies in ons lichaam: bouwstoffen, Brandstoffen, reservestoffen en beschermende stoffen.
er zijn 6 voedingsstoffen: eiwitten, koolhydraten, vetten, water, mineralen en vitamines.
Slide 6 - Tekstslide
bouwstoffen.
Nodig voor groei en ontwikkeling.
zorgen ook voor herstel bij beschadigen (wondjes bijvoorbeeld)
bouwstoffen maken dus nieuwe cellen en weefsels
Slide 7 - Tekstslide
brandstoffen
leveren energie.
in thema 1 heb je geleerd dat brandstoffen nodig is voor verbranding wat energie levert.
dit is nodig in heel je lichaam.
Slide 8 - Tekstslide
reservestoffen
\kunnen brandstoffen en bouwstoffen worden maar zijn nog niet nodig. deze worden dus opgeslagen in het lichaam
Slide 9 - Tekstslide
beschermende stoffen
"beschermen" het lichaam.
Slide 10 - Tekstslide
voedingsvezels
dit is een verzamelnaam voor de onderdelen van planten die je niet kan verteren (op nemen)
voedingsvezels helpen wel bij de darmwerking en zorgen voor verzadigd gevoel
Slide 11 - Tekstslide
Aan de slag
K2: lezen en maken blz. 80 t/m 83, vraag 1 t/m 4 + 7 en 8
blz. 88 t/m 91, vraag 1 t/m 3
Huiswerk vraag 5: houdt een dag bij wat je eet.
Slide 12 - Tekstslide
Huiswerk voor de volgende les:
K2: maken opdracht 5 blz. 83 (dag bij houden wat je eet en drinkt en of het plantaardig of dierlijke voedingsmiddelen zijn) en opdracht 6 blz. 84
B2: maken blz. 68+69: een dag bijhouden wat en hoeveel je eet en drinkt. (Je mag er bij zetten of het om plantaardige of dierlijke voedingsmiddelen gaat)
Slide 13 - Tekstslide
Wat is het verschil tussen voedingsmiddelen en voedingsstoffen?