8.2 + 8.4: politiek-maatschappelijke stromingen en emancipatiebewegingen

8.2 : politiek-maatschappelijke stromingen 
8.4 : emancipatiebewegingen
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 31 slides, met tekstslides en 4 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

8.2 : politiek-maatschappelijke stromingen 
8.4 : emancipatiebewegingen

Slide 1 - Tekstslide

Periode

Vroegmoderne tijd  
Moderne tijd: 1800 - heden

Slide 2 - Tekstslide

Tijdvak
Tijd van ontdekkers en hervormers (16e eeuw)
Tijd van regenten en vorsten
(17e eeuw)
Tijd van pruiken en revoluties
(18e eeuw)
Tijd van burgers en stoommachines
(19e eeuw)

Slide 3 - Tekstslide

Kenmerkend aspecten
8.2: De opkomst van politiek-maatschappelijke stromingen: liberalisme, nationalisme, socialisme, confessionalisme en feminisme

8.4: De opkomst van emancipatiebewegingen (feminisme en confessionalisme)

Let op: deze twee K.A. overlappen, daarom beide samen toegelicht. 
In de uitleg staat aangegeven hoe deze te onderscheiden.



  

Slide 4 - Tekstslide

Lesdoelen:
Aan het einde van deze uitleg:
8.2:
- kun je uitleggen hoe het liberalisme, nationalisme en conservatisme ontstond na het Congres van Wenen.
- kun je uitleggen hoe nieuwe natiestaten en een agressief nationalisme ontstond.
- kun je uitleggen hoe het socialisme opkwam en verdeeld raakte.

8.4: 
- kun je uitleggen hoe het feminisme opkwam.
- hoe het confessionalisme opkwam in Duitsland
- hoe het confessionalisme opkwam in Nederland

Slide 5 - Tekstslide

Terugblik: waar waren we gebleven?
Verlichting (7.1)
Franse Revolutie (7.3)
Napoleontische Oorlogen(7.3)
Industriële revolutie in Groot-Brittannië

Slide 6 - Tekstslide

Het Congres van Wenen
Nadat Napoleon (7.3) verslagen was volgt een vredesbespreking in Wenen door Europese leiders. Zij willen Europa hervormen. Punten op de agenda:
  • Zorgen dat macht Frankrijk wordt beperkt (deel van Frans gebied gaat naar Pruisen) en weer een koning krijgt.
  • De Zuidelijke Nederlanden (België/ Lux.) worden samengevoegd met de Bataafse republiek tot "Verenigd Koninkrijk der Nederlanden" met koning Willem I (zoon van laatste stadhouder).
  • Oostenrijk krijgt delen Noord-Italië (Rest Italië opgedeeld tussen Paus en enkele vorsten).
  • De Duitse landen (39 landen, waaronder mogendheden Pruisen en delen Oostenrijk) gaan samenwerken op enkele vlakken.
  • Verlichtingsidealen terugdraaien: macht terug naar adel en geestelijkheid, burgerrechten beperken.

Slide 7 - Tekstslide

Rode lijn in Europa is de grens van de samenwerkende Duitse landen.

Het Oostenrijks-Habsburgse Rijk wordt ook wel "Oostenrijk-Hongarije" genoemd.

Slide 8 - Tekstslide

Gevolgen Congres van Wenen
Burgers boos!
=> er ontstaan maatschappelijke groepen van burgers die gaan nadenken wat er anders moet en hoe dat anders moet in de samenleving: politiek-maatschappelijke stromingen.
Ideeën waren gebaseerd op verlichtingsidealen (7.1) (vrijheid, gelijkheid, ...)

Hierna volgt uitleg over de ideologieën liberalisme, nationalisme, conservatisme en socialisme (in 19e eeuw.)




Kennis uit klas 3:
Ideologieën: politiek-maatschappelijke stromingen die een idee hebben over hoe de ideale samenleving er
                         uit ziet.
Ideologieën worden ook wel "-ismen" genoemd (eindigen bijna allemaal op ... isme)

Slide 9 - Tekstslide

Liberalisme
  • Vooral aanhang in hoogste, rijkste klasse (de "kapitalisten") en middenklasse.
  • VRIJHEID (liber) van burger belangrijk.
  • N.a.v. verlichtingsideeën John Stuart Mill ("vrijheid mag alleen beperkt worden om te voorkomen dat andere schaden leiden").
  • Vorst oké, maar wel een grondwet die macht vorst beperkt en burgerrechten garandeert.
  • Regering van een land moet ondergeschikt zijn aan gekozen volksvertegenwoordiging.

Economisch-liberalisme (ook wel: kapitalisme):
  • (vrije) markteconomie beste voor groei welvaart.
  • geen regels voor ondernemers.

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Video

Conservatisme
Aanhang vooral onder adel, geestelijkheid en legerleiding (officieren). 
Vonden dat democratische revoluties bewijs waren dat er chaos komt van verlichtingsideeën.

Dus terug naar macht van vorst, adel en geestelijkheid (zoals vóór democratische revoluties)


Aanhangers van het conservatisme (conserveren = behouden) houden niet zo van verandering en veel verlichtingsideeën vinden ze ook niet goed. Toch veranderde ook de standpunten en aanhang van deze stroming.
Vanaf de tweede helft van de 19e eeuw zijn er ook onder de burgers conservatieven, meestal gekoppeld aan een andere ideologie. Voorbeeld: Conservatieve liberalen willen terug naar de pure vorm van liberalisme zonder regels en wetten voor burgers en economie (dus geen belemmeringen zoals loonafspraken, recht op pauze en verbieden van kinderarbeid zoals in 8.5 wordt besproken)

Slide 12 - Tekstslide

In de uitleg wordt ook het begrip 'Romantiek' uitgelegd.
Dit begrip wordt ook in de andere filmpjes genoemd. 
Jullie hoeven dit begrip niet te leren voor de toets GS.

Slide 13 - Tekstslide

Nationalisme
  • Liefde voor eigen volk (= natie)
  • Volk heeft recht op een eigen staat (= natiestaat)

Komt op als reactie van burgers* op besluiten van Congres van Wenen:
volken die waren ingedeeld bij andere landen wilden een eigen, onafhankelijke staat(zoals Duitse Rijk, Italië, Griekenland en Servië).
* vóór de democratische revoluties bestond er nauwelijks nationaal besef (mensen gericht op eigen stad of regio). Tijdens democratische revoluties eenheid gemaakt via grondwet, taal, cultuur en geschiedenis. Mensen willen in 19e eeuw (ook/ weer) die eenheid van hun volk, met eigen taal, cultuur en geschiedenis.

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Video

Volk in opstand en nieuwe natiestaten
1830: 
  • Opstand van Franse burgers in Parijs. Eisen andere vorst en inspraak burgers.
  • Belgische opstand tegen vorst (Willem I) leidt tot onafhankelijk Koninkrijk België, met liberale grondwet.

1848: Liberale opstanden ("revolutiejaar" genoemd).
  • Start in Frankrijk: koning vlucht, liberalen nemen macht over (Frankrijk weer republiek)
  • Liberale opstand verspreid zich over rest Europa: wisselend succes  liberalen (zie verder 8.3)

Ondertussen hadden Griekenland en Servië zich los gemaakt van Ottomaanse Rijk
Nationalisten en liberalen in Italië weten tussen 1859 en 1870 Italië te verenigen tot Koninkrijk Italië

Slide 16 - Tekstslide

Agressief nationalisme
Door opstand en oorlog in de 19e eeuw, groeide een agressieve vorm van nationalisme: eigen volk (en cultuur) werd verheerlijkt, andere volken (en culturen) werden als minderwaardig gezien

Bismarck - de conservatieve Pruisische kanselier - wilde een verenigd Duitsland onder leiding van Pruisen (zonder Oostenrijk!). Hij gebruikte agressief nationalisme om doel te bereiken: Duitsers in alle Duitse staten werden overtuigd van superieuriteit van hun taal, cultuur en gezamenlijke geschiedenis. Als bewijs voor superieuriteit Duitse volk (+ gebiedswinst) lokte Bismarck 3 oorlogen uit: met Denemarken (1862), met Oostenrijk (1866) en met Frankrijk (1870-1871). Alle drie werden door de Duitsers gewonnen.
Gevolg: alle Duitse landen sluiten zich aan bij Pruisen.

Slide 17 - Tekstslide

Het Duitse Rijk
Op 18 januari 1871 wordt de koning van Pruisen; Keizer Wilhelm I van het Duitse Rijk. 

Hij werd gekroond in het Paleis van Versailles. (het paleis van de Franse koningen, om Frankrijk extra te vernederen na de oorlog)

In het midden van het schilderij zie je Bismarck in het wit. Hij werd de rijkskanselier.

Slide 18 - Tekstslide

Meer nationalisme
  • In het grote (Oostenrijkse) Habsburgse Rijk wilden steeds volken een eigen natiestaat (zoals de Polen en Tsjechen).
  • Servië wilde gebieden in het Habsburgse Rijk en Ottomaanse Rijk waar Serven woonden hebben. Servië zocht hiervoor steun bij Rusland (die uit nationalisme 'Slavische broedervolken' hielp).

In de 20 eeuw (tijdvak 9) zal agressief nationalisme in twee wereldoorlogen uitmonden.

Slide 19 - Tekstslide

Socialisme
Aanhangers: voornamelijk de arbeidersklasse
Komt voort uit gelijkheidsidealen van Verlichting (7.1).

Standpunten: 
- tegen verschillen in macht en inkomen (= tegen klassenongelijkheid)
- voor goede leef- en werkomstandigheden voor arbeiders, zodat zij gelijke rechten en mogelijkheden hebben ten opzicht van anderen.
- Opkomen voor alle arbeiders (ongeacht nationaliteit!)
- Tegen nationalisme en economisch liberalisme.

De socialisten waren verdeelt over hoe zij hun doelen (standpunten) moesten behalen. 

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Video

Socialisme: marxisme
In geïndustrialiseerde landen groeit de aanhang voor de socialisme heel snel (vooral Duitsland). De Duits socialistische partij (SPD) hing ideeën aan van Karl Marx (Duitse aanhanger van socialisme). Zijn ideeën (marxisme genoemd) zijn samen te vatten in deze punten: 

  • Er is een klassenstrijd tussen de arbeidersklasse (het "proletariaat")  en de kapitalisten (de  "bourgeoisie").
  • De arbeidersklasse zal via een revolutie de macht overnemen, klassenongelijkheid stoppen (=gelijkheid)  en bedrijven in staatseigendom brengen (=einde economisch liberalisme)
  • Die revolutie zal plaatsvinden als het socialisme in de meerderheid is en arbeiders zich bewust zijn van de noodzaak van de socialistische doelen.

Slide 22 - Tekstslide

Socialisme valt uiteen
Rond 1900 zijn de socialisten zo erg verdeeld over hoe hun doelen bereikt moeten worden.  Er ontstaan verschillende socialistische stromingen die in 1919 definitief gescheiden zijn:

  • De reformisten wilden de doelen behalen via de parlementaire democratie (met een socialistische partij, democratische stemmen krijgen voor sociale wetgeving). Vanaf 1919 heet het reformisme "sociaaldemocratie". 
  • De revolutionairen wilden de ideeën van Marx, maar niet wachten tot er een meerderheid kwam van socialisten: ze wilden een revolutie en dan desnoods met geweld mensen dwingen socialist te worden. Over dit revolutionaire communisme leer je meer in tijdvak 9.

Slide 23 - Tekstslide

8.4 emancipatiebewegingen
emancipatie: het toestaan of verwerven van gelijke rechten aan/door een groep die was achtergesteld

De emancipatiebewegingen feminisme en confessionalisme zijn ook ideologieën (worden daarom genoemd in het kenmerkend aspect van 8.2), maar zijn niet het directe gevolg van het Congres van Wenen en/of de industriële revolutie. Deze stromingen komen op om zichzelf een plek te kunnen geven tussen of tegen de stromingen die hiervoor (uit 8.2) genoemd zijn.

Slide 24 - Tekstslide

Feminisme
Al tijdens Verlichting ideeën van emancipatie van vrouwen. (nauwelijks aandacht aan gegeven)
John Stuart Mill (Brits liberaal filosoof) stelt in 1867 vrouwenkiesrecht voor (wordt weggelachen)

Vanaf ca. 1870 snelle groei voor feminisme in GB (en later andere landen). kenmerken:
  • Vooral aanhang in hoogste klassen (rijke vrouwen mochten niets en voelde de discriminatie, andere vrouwen werkten en waren vaak te druk met overleven om voor rechten op te komen)
  • Wilden vrouwenkiesrecht.
  • Wilden recht op eigen bezit (geld van vrouw was automatisch van vader of echtgenoot).
  • Wilden medezeggenschap over opvoeding kinderen. (vader had alle rechten)
  • Wilden recht op onderwijs.




Slide 25 - Tekstslide

Emeline Pankhurst
Leider radicale Engelse feministen (tot 1914)
Ging over tot radicale acties nadat de Britse premier (rond 1900) weigerde vrouwenkiesrecht in te voeren, ondanks een meerderheid in het Lagerhuis.
Was een voorbeeld voor veel feministen in binnen- en buitenland.

Acties hadden helaas geen gewenst resultaat.  (Engeland kreeg pas in 1928 vrouwenkiesrecht, zie 8.3)


Slide 26 - Tekstslide

Confessionalisme
Confessie = geloof (of "verantwoording afleggen aan God")

Het confessionalisme wil dat hun geloof een belangrijke rol in de samenleving speelt.
In de protestantse gebieden van Europa (Vooral Duitsland en Nederland, zie Tijdvak 5) wilden vooral de katholieken gelijke rechten krijgen (werden gediscrimineerd t/m 19e eeuw).
Streng protestanten willen ook emanciperen: vrezen voor Verlichtingsdenken, socialisme en liberalisme,

Slide 27 - Tekstslide

Confessionelen in het Duitse Rijk
In Pruisen: sinds 1848 (liberale revolutiejaar) godsdienstvrijheid in grondwet. Maar: Katholieken werden nog steeds gediscrimineerd in de samenleving.

1871: De protestantse rijkskanselier Bismark neemt met steun van liberalen (die vonden katholieken achterlijk) anti-katholieke regels aan: Katholieke geestelijken en docenten mochten niet meer over politiek praten. Gevolg: duizenden katholieken verbannen of gevangen gezet.

Duitse katholieken richten een politieke partij op om voor hun rechten op te komen: de Centrumpartij (eerste confessionele partij) en weten  met veel steun de anti-katholieke maatregelen te stoppen.
                       

Slide 28 - Tekstslide

Confessionelen in Nederland
In Nederland katholieken sinds Reformatie (5.3) niet vervolgt, maar nauwelijks rechten. Vanaf 1848 officieel godsdienstvrijheid. Komen daarna op voor gelijke rechten.

Streng gelovige protestanten zien liberalisme en socialisme als bedreiging voor geloof. Komen o.l.v. dominee Abraham Kuyper in verzet tegen liberalisering protestantse kerken en vormen eigen Gereformeerde kerk.
Kuyper...
  • Start in 1878 een handtekeningenactie tegen liberale schoolwet (wet toch aangenomen)
  • Richt in 1879 de eerste landelijke politieke partij van NL op: de ARP (Antirevolutionaire Partij)
  • Gaat samenwerken met katholieken tegen liberalen en socialisten.
  • Wordt in 1901 premier

Slide 29 - Tekstslide

De Schoolstrijd 
Vanaf 1878: De liberalen wilden alleen door de overheid gestichte openbaar onderwijs overheidssubsidie geven. 
Abraham Kuyper eist dat bijzonder onderwijs ook subsidie krijgen (scholen die niet door de overheid zijn gesticht, maar door bijvoorbeeld een kerk zoals het katholieke PCC in Alkmaar).

het ARP werkte samen met de katholieken omdat die ook subsidie voor hun scholen wilde hebben. 

In 1917 wordt openbaar en bijzonder onderwijs gelijkgesteld voor de wet. (de liberalen en socialisten stemmen toe om zelf algemeen kiesrecht te krijgen, zie 8.3)

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Video