Persoonlijke & Bezittelijke Voornaamwoorden

Grammatica lesson 2
Persoonlijke en bezittelijke voornaamwoorden
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 1

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Grammatica lesson 2
Persoonlijke en bezittelijke voornaamwoorden

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Planning

  • Vorige les.
  • Grammatica uitleg.
  • Aan de gang met huiswerk.

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een voornaamwoord?

Slide 3 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Wanneer gebruik je de persoonlijke voornaamwoorden?*

Slide 4 - Open vraag

Als je naar iemand refereert of als je iemand aanwijst. Een persoonlijk voornaamwoord is vaak het onderwerp van een zin.
Persoonlijk voornaamwoord
Ik: I am her best friend.
Jij/Jullie/U: You are right!
Hij: He likes to swim.
Zij: She loves to sing.
Het: It is a nice phone.
Wij: We are at the supermarket.
Zij: They are thirteen years old.

Slide 5 - Tekstslide

'I' always with capital letter.
1. ......... like London
A
I
B
Me
C
My
D
Mine

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

2. ......... love vegan food.
A
Their
B
They
C
Them
D
Theirs

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

3. ......... will get a new phone soon.
A
His
B
Him
C
He

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

4. ......... wants to go home early.
A
She
B
Her

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

5. ......... can't keep up with the guide.
A
Ours
B
We
C
Our

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wanneer gebruik je de bezittelijke voornaamwoorden?

Slide 11 - Open vraag

Als je het over iets hebt wat van iemand is.
Bezittelijke voornaamwoorden
Mijn: I left my book at home.
Jouw/Jullie/Uw: Your puppy is adorable.
Zijn: His shoes are nice.
Haar: She can't find her phone charger.
Zijn of haar (dieren/dingen): The dog chases its tail.
Ons/Onze: This us our house.
Hun: They talk to their friends.

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1. This coffee is .........
A
Mine
B
My
C
I

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

2. Is this cup........?
A
Your
B
Yours
C
You

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

3. He lives in ......... house.
A
Hers
B
She
C
Her

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

4. The new car is .........
A
Their
B
They
C
Them
D
Theirs

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

5. She cooked ......... food.
A
We
B
Ours
C
Our

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

1. ......... have been to Rio. (Wij)

Slide 18 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

2. Don't stand on ......... foot! (Ik)

Slide 19 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

3. Is this ......... coffee? (Hun)

Slide 20 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

4. My brother is taller than ......... am. (Ik)

Slide 21 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

5. That red bike is ......... bike. (Ons/onze)

Slide 22 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

6. ......... went to the bookshop yesterday. (Zij)

Slide 23 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Over to you!

  1. Maak opdrachten 7-14 van les 2. Dit moet volgende les af zijn.
  2. Klaar? Leer alvast de woordjes van de woordenlijst.


Vragen? Steek even je vinger op, dan kom ik naar je toe.

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat hebben je van deze les geleerd?

Slide 25 - Open vraag

Waarom was dit belangrijk?
Hoe vonden jullie deze les? Moeilijk? Makkelijk?
😒🙁😐🙂😃

Slide 26 - Poll

Deze slide heeft geen instructies