In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 60 min
Onderdelen in deze les
Welkom
Tas van tafel
Laptop + Binas pakken
Ga in deze Lesson-Up
Slide 1 - Tekstslide
Leerdoelen
Je kan in een context plaatsen wat er fout is gegaan bij het hart en kan bepalen of er sprake is van een hartinfarct of een hartaanval
Slide 2 - Tekstslide
Inplannen
Toets over H8 en H9 is op donderdag 15 februari van 13:00 uur tot 14:00 uur.
Dit valt dus buiten de toetsweek
Slide 3 - Tekstslide
Kransslagaders
Het hart zelf krijgt bloed via de kransslagaders
Deze kunnen verstopt raken. Dit noem je een hartinfarct en hierdoor kan een gedeelte van het hart afsterven door een tekort aan zuurstof
Slide 4 - Tekstslide
sinusknoop = SA-knoop
boezemkamerknoop= AV knoop
Slide 5 - Tekstslide
Hartinfarct
Kransslagader is tijdelijk geblokkeerd
Dotteren + stent
Niet snel genoeg bij? Een gedeelte van de hartspier kan komen te overlijden
Slide 6 - Tekstslide
Hartaanval
Sinusknoop wekt geen impuls meer op. Er is geen sturing van het hart, dus het hart klopt niet.
Reanimeren + AED
Slide 7 - Tekstslide
biologiepagina.nl
Slide 8 - Link
Examen 2011. Met welk draadje van de driedraads pacemaker komt de ene draad uit de oude pacemakers overeen?
A
Met een draad die eindigt in de linkerboezem
B
Met een draad die eindigt in de rechterboezem
C
Met een draad die eindigt in de linkerkamer
D
Met een draad die eindigt in de rechterkamer
Slide 9 - Quizvraag
Examen 2011. Artsen spreken niet meer van hartritmestoornissen maar van hartfalen al ook de samentrekking van de hartspiercellen niet meer synchroon verloopt. Het hart pompt dan niet efficiënt. Kleppen staan open als ze dicht moeten zijn. Leg in twee stappen uit waardoor het hart inefficiënt werkt als de hartkleppen openstaan terwijl ze dicht moeten zijn.
Slide 10 - Open vraag
Examen 2011. De hartslag begint met het samentrekken van de boezems. Bij mensen met hartfalen reageren de boezems te traag of juist te vroeg. Wat is het directe gevolg van het te vroeg samentrekken van de spieren in de rechterboezem?
A
Er stroomt minder bloed in de linkerboezem
B
Er stroomt minder bloed in de rechterkamer
C
Het bloed stroomt met hogere snelheid naar de linkerboezem
D
Het bloed stroomt met hogere snelheid naar de rechterkamer
Slide 11 - Quizvraag
Examen 2011. Meestal wordt de pacemaker onder het sleutelbeen aangebracht. De draden worden via bloedvaten naar het hart geleid en met kleine haakjes op drie plaatsen in of aan het hart vastgemaakt. Welk bloedvat is het meest geschikt om de draden het hart binnen te laten komen?
A
De aorta
B
De bovenste holle ader
C
De onderste holle ader
D
De longader
Slide 12 - Quizvraag
Examen 2011. Een methaanmolecuul wordt in het eerste deel van de dikke darm geresorbeerd en gaat via de kortste weg naar de longen. Via welke bloedvaten en via welke delen van het hart zal dit methaanmolecuul van de dikke darm naar de longen gaan?
Slide 13 - Open vraag
Examen 2008. Het ontstaan van een bloedstolsel is het gevolg van een aantal opeenvolgende chemische reacties, waarbij uiteindelijk fibrinogeen omgezet wordt in fibrine. Waar bevinden zich stoffen die noodzakelijk zijn om fibrine te laten ontstaan?
A
Alleen in de bloedplaatjes
B
Alleen in het bloedplasma
C
In de bloedplaatjes en het bloedplasma
D
In de bloedplaatjes, de rode bloedcellen en het bloedplasma
Slide 14 - Quizvraag
Examen 2008. Een arts vermoedt een trombose in het rechter onderbeen, met gevaar voor longembolie (propje in longen). Welke bloedvaten en welke delen van het hart zal een bloedpropje via de kortste weg achtereenvolgens doorlopen, voordat dan longembolie ontstaat?
Slide 15 - Open vraag
Doel
Je kunt uitleggen hoe een bloeddrukmeting werkt
Slide 16 - Tekstslide
Bloeddruk = druk die bloed uitoefent op de binnenwand van een bloedvat
Slide 17 - Tekstslide
bloeddruk
Slide 18 - Tekstslide
Leg uit dat in de slagader die naar een orgaan gaat (bijvoorbeeld je arm) altijd een hogere bloeddruk heerst dan de ader die uit dat orgaan naar het hart loopt (in dit geval dus de armader).
Slide 19 - Open vraag
Bloeddrukmeting
Hoe werkt het?
Als de lucht vervolgens langzaam uit het manchet ontsnapt, is op een gegeven moment de systolische druk iets hoger dan de manchetdruk en stroomt er weer een beetje bloed door de slagader. Dit hoor je als 'kloppen' door de stethoscoop. Op de bloeddrukmeter is dan de bovendruk af te lezen. Wanneer er meer lucht ontsnapt, is het kloppen op een gegeven moment niet meer te horen. Dat gebeurt, zodra het bloed weer continu door de slagader stroomt en de onderdruk is bereikt.
Slide 20 - Tekstslide
Hoe verhoudt de druk in de armslagader zich tot de onderdruk en bovendruk die de arts in de manchet heeft gemeten?
A
De druk in de armslagader is altijd hoger dan de in de manchet gemeten bovendruk.
B
De druk in de armslagader varieert bij elke hartslag tussen de in de manchet gemeten bovendruk en onderdruk.
C
De druk in de armslagader is tijdens het samentrekken van het hart hoger dan de in de manchet gemeten
Slide 21 - Quizvraag
In welk soort bloedvaten is de laagste bloeddruk
A
Slagaders
B
Aders
C
Haarvaten
D
Haarvaten & aders
Slide 22 - Quizvraag
H5. Gebeurtenissen in het lichaam van de mens die invloed hebben op de frequentie van de hartslag zijn onder andere:
1. toename van de impulsfrequentie in parasympatische zenuwen die verbonden zijn met het hart, 2. stijging van het adrenalinegehalte van het bloed.
Bij welke van deze gebeurtenissen wordt de frequentie van de hartslag verhoogd?
A
Enkel stelling 1
B
Enkel stelling 2
C
Zowel stelling 1 als 2
D
Zowel stelling 1 als 2 niet
Slide 23 - Quizvraag
Huiswerk voor 29 jan
Maak de opdrachten van 8.4 die nog openstaan Alle vragen van 8.5