Argumenteren kun je leren (uitgebreide versie)

Argumenteren kun je leren
1 / 64
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

In deze les zitten 64 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 5 videos.

time-iconLesduur is: 1 min

Onderdelen in deze les

Argumenteren kun je leren

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Betoog
Beschouwing
Uiteenzetting
Opniniëren
Overtuigen
Informeren

Slide 2 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

standpunt
standpunt
argument
argument
dus
want

Slide 3 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Feitelijk en waarderend argument

Feitelijk argument:  controleerbaar (waar of niet waar) 
- objectief

Waarderend argument: niet controleerbaar (mening, oordelend) - subjectief




Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Taylor Swift is de beste artiest. Ze heeft de meeste nummer 1-noteringen.
A
feitelijk argument
B
niet-feitelijk/waarderend argument

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Taylor Swift is de beste artiest. Haar liedjes zijn het mooist.
A
feitelijk argument
B
waarderend argument

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Gisteren lukte het je ook al niet: stop er nou maar mee!
Drugs moeten helemaal gelegaliseerd worden. Dan daalt de criminaliteit. 
Argument + standpunt 
Standpunt + argument 

Slide 7 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een uitspraak of bewering over een bepaald onderwerp
Die onderbouwen het standpunt. Het is het antwoord op de vraag: waarom heb ik deze mening?
Het standpunt en de argumenten waarmee je het standpunt ondersteunt of ontkracht.
Argumenten tegen het standpunt, het ontkracht je standpunt.
Een tegenargument ontkrachten. Zo maai je het gras voor de voeten van de tegenstanders weg.
Standpunt/stelling
Argumenteren
Argumentatie
Tegenargument
Weerlegging

Slide 8 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Weerlegging
Tegenargument
Ontkracht het standpunt
Ontkracht het argument

Slide 9 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Argumentatiestructuur

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Argumentatiestructuur
Argumentatieschema = 
de manier waarop in een tekst of tekstdeel
argumenten met elkaar en met het standpunt samenhangen
geeft de aard van het verband tussen een
standpunt en een argument
enkelvoudig
onderschikkend
nevenschikkend

o.b.v. oorzaak en gevolg
o.b.v. kenmerk of eigenschap
o.b.v. voor- en nadelen
o.b.v. voorbeelden
o.b.v. vergelijking
o.b.v. autoriteit

Slide 11 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

enkelvoudige argumentatie
meervoudige argumentatie
onderschikkende argumentatie
Argumentatie op basis van voor-/nadelen
Argumentatie op basis van autoriteit
Argumentatie op basis van kenmerk

Slide 12 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een drogreden?
A
een subjectief argumentatie
B
het belangrijkste argument in een betoog
C
een objectief argument
D
een fout argument

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Drogreden
Onjuist gebruik van een argumentatieschema of een overtreding van een discussieregel.

Soms expres! Dan is het een retorische truc!!


Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

overtreding discussieregels

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

ARGUMENTATIESCHEMA 
DROGREDEN

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

 Cirkelredenering
Van een cirkelredenering is sprake wanneer een discussiant een
standpunt onderbouwt door het in andere woorden weer te geven. Als
de discussiant geen andere argumenten geeft, is het tegelijkertijd het
ontduiken van de bewijslast.

Ik vind haar niet aardig, want ik mag haar niet.

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Overhaaste generalisatie
Het argumentatieschema op basis van voorbeelden wordt onjuist
gebruikt als op basis van te weinig en/of niet-representatieve
voorbeelden een standpunt wordt beargumenteerd.

Ook wel de "wet van de kleine aantallen". Je trekt te snel een conclusie. 

'Mijn opa kan echt niets met een mobieltje. Alle bejaarden zijn digibeet.'

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bespelen van het publiek
Van het bespelen van publiek is sprake wanneer een discussiant een
beroep doet op de emoties van het publiek om het te winnen voor een
standpunt. 

"Elk normaal persoon weet toch dat..."

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vertekenen standpunt
Van het vertekenen van een standpunt is sprake wanneer een
discussiant het standpunt of een argument van een tegenstander onjuist weergeeft of deze een standpunt of argument in de mond legt dat niet is ingenomen

"Dat heb je misschien niet zo slim aangepakt."
"Dus jij zegt dat ik dom ben?"

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Persoonlijke aanval
Van een persoonlijke aanval is sprake wanneer een discussiant niet ingaat op de argumentatie van zijn tegenstander, maar hem
beschuldigt van onkunde, onbetrouwbaarheid of slechte persoonlijke eigenschappen. De discussiant neemt zijn tegenstander daarmee niet serieus als gesprekspartner

'Wat weet jij nou van gezondheid? Je weegt 130 kilo!'

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vals dilemma 
Het argumentatieschema op basis van voor- en nadelen wordt onjuist gebruikt als wordt gesuggereerd of aangenomen dat we moeten kiezen uit twee mogelijkheden met beide even grote nadelige gevolgen, terwijl er nog andere mogelijkheden zijn.

Of je laat je vaccineren of je wordt doodziek


Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 23 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Van welke drogreden is er in het volgende filmpje sprake?

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 25 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Slide 26 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Van welke drogreden is er in het volgende filmpje sprake?

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 28 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Slide 29 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Welke drogreden? 

Slide 30 - Tekstslide

bespelen van het publiek: het gaat om effect (grappen, populisme, zielig doen, bespotten)
Bespelen van het publiek

Slide 31 - Tekstslide

bespelen van het publiek: het gaat om effect (grappen, populisme, zielig doen, bespotten)
Van welke drogreden is dit een voorbeeld?

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Cirkelredenering
Het standpunt wordt ondersteund door het herhalen van het argument.

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Extra herhaling argumentatieschema's
Oefen dan de serie die hierna komt!

Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zes argumentatieschema's
Autoriteit
Vergelijking
Voorbeeld
Kenmerk of eigenschap
Oorzaak-gevolg
Voordelen- nadelen

Slide 35 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Je mag niet door rood rijden, want dat staat in de wet.
A
Autoriteit
B
Vergelijking
C
Voor-nadelen
D
Oorzaak-gevolg

Slide 36 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Nederland moet meer investeren in duurzaamheid, want Duitsland doet dat ook.
A
Autoriteit
B
Vergelijking
C
Voor-nadelen
D
Kenmerk of eigenschap

Slide 37 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Dat is een goede zanger, want hij zingt altijd zuiver.
Hij heeft een onvoldoende gehaald, want hij heeft niet geleerd
Oorzaak-gevolg
Kenmerk of eigenschap

Slide 38 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Natuurlijk is hij tegen de bio-industrie: hij is vegetariër.
A
Voordelen-nadelen
B
Vergelijking
C
Kenmerk-eigenschap
D
Oorzaak-gevolg

Slide 39 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Volgens Johan Cruijff moest Ajax meer investeren in jonge voetballers. Daarom is de jeugdopleiding van de club grondig aangepakt.
A
Voordelen-nadelen
B
Kenmerk of eigenschap
C
Vergelijking
D
Autoriteit

Slide 40 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Computergames kunnen een slechte invloed hebben op studieresultaten. Kijk maar naar mijn broertje: door de games komt hij niet meer aan zijn huiswerk toe.
A
Voorbeeld
B
Oorzaak-gevolg
C
Vergelijking
D
Autoriteit

Slide 41 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe kun je nou denken dat je een goed cijfer gaat halen? Je bent gisteren pas begonnen met leren.
A
Autoriteit
B
Oorzaak-gevolg
C
Voordelen-nadelen
D
Voorbeeld

Slide 42 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Argumentatie op basis van autoriteit.
Argumentatie op basis van oorzaak-gevolg.
Sporten is niet alleen goed voor je lichaam, maar ook voor de geest. Dat wisten de oude Grieken al.
Sporten geeft een geluksgevoel, omdat tijdens het sporten dopamine wordt aangemaakt.

Slide 43 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Argumentatie op basis van vergelijking.
Argumentatie op basis van voor- en nadelen.
Ik denk niet dat de prijzen van concertkaartjes veel zullen stijgen, want de prijzen voor theater- en bioscoopkaartjes zijn ook gelijk gebleven.
Subsidiëring van het theater is nodig om kaartjes betaalbaar te houden. Zo kan iedereen kennis maken met cultuur.

Slide 44 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Volgens zijn arts heeft hij bloedarmoede. Hij had namelijk allerlei symptomen die er op wijzen: last van vermoeidheid, duizeligheid en hoofdpijn..
Welk argumentatieschema wordt hier gebruikt?
A
argumentatie op basis van voorbeelden
B
argumentatie op basis van oorzaak en gevolg
C
argumentatie op basis van kenmerken
D
argumentatie op basis van voor- en nadelen

Slide 45 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Het argumentatieschema in de uitspraak 'Als je elke dag vlees eet, dan ben je niet bezig met de milieuproblematiek' is:
A
Kenmerk of eigenschap
B
Oorzaak en gevolg
C
Vergelijking
D
Voorbeeld

Slide 46 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Mobiele telefoons moeten tijdens de les uit staan. In het theater en in de bioscoop moet dat namelijk ook.


Van welk argumentatieschema is hier sprake?
A
Autoriteit
B
Kenmerk of eigenschap
C
Vergelijking
D
Voorbeeld

Slide 47 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

'Sporten is goed, want daarmee verbeter je je conditie.'
Argumentatieschema:
A
oorzaak-gevolg
B
kenmerk of eigenschap
C
Voordelen
D
autoriteit

Slide 48 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk argumentatieschema wordt hier gebruikt?

Het wordt warmer op aarde en dat komt door het Broeikaseffect.
A
argumentatie op basis van voorbeelden
B
argumentatie op basis van oorzaak en gevolg
C
argumentatie op basis van een kenmerk
D
argumentatie op basis van voor- en nadelen

Slide 49 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Nog meer oefenen?
Hierna opdrachten met argumentatiestructuren!

Slide 50 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Argumentatiestructuur
Een argumentatiestructuur is een schema waarin je duidelijk maakt op welke manier argumenten met elkaar en met het standpunt samenhangen. 

Slide 51 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Argumentatiestructuren
Enkelvoudige argumentatie = één standpunt en één argument
Onderschikkende argumentatie = een argument wordt ondersteund door één of meer subargumenten (=ketenargumentatie)
Nevenschikkende argumentatie = twee of meer argumenten ondersteunen gezamenlijk het standpunt (afhankelijk en onafhankelijk)
Onder- en nevenschikkende argumentatie/ nevenschikkende (on)afhankelijke ketenargumentatie= combinatie van nevenschikkende en onderschikkende argumentatie


Slide 52 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Argumentatiestructuren
Enkelvoudige argumentatie (een argument bij een standpunt)

Je kunt beter geen alcohol drinken.
Het is slecht voor je gezondheid.

Slide 53 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Argumentatiestructuren
Onderschikkende argumentatie (een gebruikt argument wordt door een ander argument ondersteund).
Je kunt beter geen alcohol drinken.
Het is slecht voor je gezondheid.
Het is slecht voor je lever.

Slide 54 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Onderschikkende argumentatie (ook 'ketenargumentatie') 
Je geeft niet alleen het argument, maar vertelt ook nog waarom dat argument klopt: een argument voor een argument (Je noemt dit een subargument of een onderbouwing). 
Dit schema wordt vaak verwerkt in een alinea of een zin. 

Slide 55 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Argumentatiestructuren
Nevenschikkende onafhankelijke argumentatie (ieder argument is op zich een zelfstandig argument voor het standpunt)

Je kunt beter geen alcohol drinken.
Het is slecht voor je gezondheid.
Het is gevaarlijk in het verkeer.

Slide 56 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Argumentatiestructuren
Nevenschikkende afhankelijke argumentatie: argumenten hebben elkaar nodig om het standpunt te ondersteunen. De argumenten werken alleen in combinatie met elkaar; los van elkaar ondersteunen ze het standpunt niet.

Slide 57 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Je moet minder patat en frikadellen eten.
Dit kost je veel geld in de week
Je komt niet uit met je zakgeld.

Slide 58 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Argumentatiestructuren
Combinatie van argumentaties 
Leerlingen moeten hun huiswerk onder begeleiding in groepjes op school kunnen maken.
Leerlingen zullen dan hogere cijfers gaan halen.
Leerlingen leren dan goed samen te werken.
Leerlingen worden op school niet zo snel afgeleid als thuis
Leerlingen kunnen dan uitleg krijgen op het moment dat ze vastlopen
Leerlingen mogen bij de huiswerkbegeleiding niet bellen, appen, twitteren etc.

Slide 59 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 60 - Link

Deze slide heeft geen instructies

Argumentatiestructuren
Standpunt: Het festival van afgelopen weekend was niet leuk.
Schrijf de argumentatiestructuur op:

  • Het regende drie dagen onafgebroken. 
  • Een flesje water kostte 5 euro.
  • Het vliegtuig had vertraging. 
  • Het was erg duur. 
  • De hoofdact kwam niet opdagen. 

Slide 61 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Argumentatiestructuren
Het festival van afgelopen weekend was niet leuk.
Het vliegtuig had vertraging. 
Het was erg duur. 
De hoofdact kwam niet opdagen.
Een flesje water kostte 5 euro. 
Het regende drie dagen onafgebroken.

Slide 62 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zet in een argumentatiestructuur
Standpunt: Jongens en meisjes kunnen op de middelbare school beter gescheiden les krijgen.

a. Jongens en meisjes leiden elkaar af.
b. Jongens en meisjes moeten op verschillende manieren de lesstof gepresenteerd krijgen.
c. Jongens vinden school niet zo belangrijk als meisjes.
d. Jongens willen meer doen met de handen dan meisjes.
e. Jongens zijn met een zes al tevreden en meisjes niet.
f. Meisjes halen hogere cijfers dan jongens op proefwerken.
g. Meisjes willen meer leren dan jongens.
h. Meisjes worden eerder volwassen dan jongens.
i. Meisjes zijn verder in hun geestelijke ontwikkeling dan jongens.

Slide 63 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Argumentatiestructuren
Jongens en meisjes kunnen op de middelbare school beter gescheiden les krijgen.
Jongens vinden school niet zo belangrijk als meisjes.
Jongens en meisjes leiden elkaar af.
Jongens en meisjes moeten op een verschillende manier de lesstof gepresenteerd krijgen.
Jongens zijn met een zes al tevreden en meisjes niet.
Jongens willen meer doen dan meisjes.
Meisjes willen meer leren dan jongens.
Meisjes halen hogere cijfers dan jongens op proefwerken.
Meisjes zijn verder in hun geestelijke ontwikkeling dan jongens.
Meisjes worden eerder volwassen dan jongens.

Slide 64 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies