Quality 2 december
1 / 44
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
De bus stopt bij de ......................
A
lek
B
halte
C
vlakbij
D
rechtdoor
Slide 3 - Quizvraag
Wat is dit?
A
rechtdoor
B
links
C
rechtsaf
D
het kruispunt
Slide 4 - Quizvraag
Ik ................... trein. Wat vervelend!
A
mist
B
missen
C
mis
D
miss
Slide 5 - Quizvraag
Wat is dit?
A
de weg
B
de bus
C
de storing
D
de metro
Slide 6 - Quizvraag
Ik reis graag met de trein. Ik vind het ..................
A
pardon
B
prettig
C
ongeveer
D
rechts
Slide 7 - Quizvraag
Maria staat te wachten op de trein. Wat ................. het lang!
A
duurt
B
duur
C
duuren
D
duren
Slide 8 - Quizvraag
Wonen jullie ver weg? Nee, we wonen .......................
A
verplicht
B
veilig
C
dichtbij
D
gewond
Slide 9 - Quizvraag
Henk gaat naar de kapper en laat zijn haar ...................
A
kort
B
knippen
C
uitleggen
D
ver
Slide 10 - Quizvraag
Er zijn veel ...................... in het verkeer.
A
verplicht
B
idee
C
nooduitgang
D
regels
Slide 11 - Quizvraag
Wat is dit?
A
de pleister
B
de laars
C
de verkoudheid
D
de wond
Slide 12 - Quizvraag
Wat is dit?
A
regelmatig
B
verboden
C
ongeveer
D
de instructie
Slide 13 - Quizvraag
Jij moet de borden ........................ Dan zijn ze weer ........................
A
wassen, schoon
B
reizen, sorry
C
vergeten, bijna
D
open, wassen
Slide 14 - Quizvraag
Slide 15 - Tekstslide
schrijf het woord op
Slide 16 - Open vraag
schrijf het woord op
Slide 17 - Open vraag
schrijf het woord op
Slide 18 - Open vraag
schrijf het woord op (met lidwoord)
Slide 19 - Open vraag
schrijf het woord op (met lidwoord)
Slide 20 - Open vraag
schrijf het woord op (met lidwoord)
Slide 21 - Open vraag
schrijf het woord op
Slide 22 - Open vraag
schrijf het woord op (met lidwoord)
Slide 23 - Open vraag
schrijf het woord op (met lidwoord)
Slide 24 - Open vraag
Slide 25 - Tekstslide
Wij ...................... te laat. (komen)
Slide 26 - Open vraag
Martin .................. honger. (hebben)
Slide 27 - Open vraag
de hond ..................... zijn baasje. (herkennen)
Slide 28 - Open vraag
Het kind ...................... naar school. (lopen)
A
lopen
B
lopt
C
loopt
D
loop
Slide 29 - Quizvraag
Waarom .................... Daan niet naar school? (fietsen)
Slide 30 - Open vraag
Desiré ................... vandaag jarig. (zijn)
Slide 31 - Open vraag
Marion en Petra ................... op de bus.
A
wacht
B
wachtte
C
wachtten
D
wachten
Slide 32 - Quizvraag
Hoeveel ..................... die vaas? (kosten)
Slide 33 - Open vraag
Jij .................... altijd de laptop! (vergeten)
Slide 34 - Open vraag
..................... jij nog naar het kerstfeest? (gaan)
Slide 35 - Open vraag
..................... jij het adres even op?
A
Zoek
B
Zoekt
C
Zoeken
D
Zoekte
Slide 36 - Quizvraag
Slide 37 - Tekstslide
.................... ligt de krant? Ik zoek hem.
Slide 38 - Open vraag
............... kom jij naar het werk? Met de fiets of met de bus?
Slide 39 - Open vraag
.................... kost die auto? Misschien kan ik hem kopen.
Slide 40 - Open vraag
.................... blijf je thuis? Ben je soms ziek?
Slide 41 - Open vraag
...................... ga je op vakantie? In de lente of in de zomer?
Slide 42 - Open vraag
............... ................. duurt de coronapandemie nu al?
Slide 43 - Open vraag
................. heeft de koekjes opgegeten? Ze zijn allemaal op.
