Benoem de
twee belangrijkste groepen waar jij onderdeel van bent.
Omschrijf per groep de volgende kenmerken:
Groepsdoel
Soort groep
> Primair of secundair, leg uit.
> Formeel of informeel, leg uit.
> Homogeen of heterogeen, leg uit.
>Open of gesloten, leg uit.
3. Groepsnormen
4. Groepsrollen
Gebruik hiervoor de omschrijvingen die in het boek Communicatie MZ, hoofdstuk 17, beschreven staan.