Oefenen met onregelmatige ww lj 1

Oefenen met de onregelmatige ww

 -avoir, être, faire, prendre, aller
- singulier



1 / 37
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolvmbo t, mavo, havo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Oefenen met de onregelmatige ww

 -avoir, être, faire, prendre, aller
- singulier



Slide 1 - Tekstslide

avoir
être
aller
faire
zijn
hebben
maken / doen
gaan

Slide 2 - Sleepvraag

Présent van de onregelmatige ww

Slide 3 - Tekstslide

de présent van de belangrijkste
onregelmatige werkwoorden
faire = doen / maken

je fai
elles font = zij doen

Slide 4 - Tekstslide

Je (avoir)
A
ai
B
as
C
a
D
avoir

Slide 5 - Quizvraag

Vul de juiste vorm van avoir in:
Elle ________ (avoir)
A
ai
B
as
C
avons
D
a

Slide 6 - Quizvraag

Vul de juiste vorm van avoir in:
tu ________ (avoir)
A
ai
B
as
C
a
D
avons

Slide 7 - Quizvraag

Vul de juiste vorm van avoir in:
Il ________ (avoir)
A
ai
B
as
C
a
D
ont

Slide 8 - Quizvraag

être
+
avoir

 




il
je
elle
tu
j'
suis
est
ai
es
a

Slide 9 - Sleepvraag

Vul de juiste vorm van avoir in:
Tu ________ (avoir)
A
avez
B
as
C
ont
D
avons

Slide 10 - Quizvraag

être =
A
zijn
B
hebben
C
doen/maken
D
gaan

Slide 11 - Quizvraag

avoir =
A
zijn
B
hebben
C
gaan
D
doen

Slide 12 - Quizvraag

ÊTRE: hij is
A
elle est
B
il es
C
il est
D
elle es

Slide 13 - Quizvraag

Vul de juiste vorm van être in:
elle ________ (être)
A
suis
B
est
C
êtes
D
sommes

Slide 14 - Quizvraag

être ( ik ben )
A
je vais
B
j'ai
C
je suis
D
je sius

Slide 15 - Quizvraag

être is een
A
regelmatig werkwoord
B
onregelmatig werkwoord

Slide 16 - Quizvraag

timer
1:30
avoir
être
es
ai
suis
a
as
est

Slide 17 - Sleepvraag

elle ____ (faire, présent)
A
faire
B
fais
C
fait
D
font

Slide 18 - Quizvraag

tu____ (faire, présent)
A
faire
B
fais
C
faiz
D
fait

Slide 19 - Quizvraag

Emma ………..ses devoirs (faire)

Slide 20 - Open vraag

Il (faire) ... du foot aujourd’hui.

Slide 21 - Open vraag

Vervoeg: faire. je-vorm ...

Slide 22 - Open vraag

ALLER (présent, singulier)


Je vais

Tu vas

Il/elle/on va

FAIRE (présent, singulier)


Je fais

Tu fais

Il/elle/on fait


Slide 23 - Tekstslide

(faire) présent , il
A
fait
B
va
C
vont
D
faisaient

Slide 24 - Quizvraag

aller (présent)
elle
A
vont
B
vais
C
vas
D
va

Slide 25 - Quizvraag

aller - présent - tu
A
tu vais
B
tu ailles
C
tu vas
D
tu va

Slide 26 - Quizvraag

je ______ (aller - présent)
A
seras
B
vais
C
alles
D
vas

Slide 27 - Quizvraag

aller - présent
il/elle/on..................
let op accenten & schrijf in kleine letters zonder punt
timer
0:15

Slide 28 - Open vraag

(aller, présent) Elle................
A
vais
B
va
C
vas
D
a

Slide 29 - Quizvraag

Geef de goede vorm van het volgende werkwoord:
Pierre - aller- présent

Slide 30 - Open vraag

(aller, présent) Je .... chez le dentiste.
A
vont
B
vas
C
vais
D
va

Slide 31 - Quizvraag

il ... (prendre, présent)
A
prends
B
prend
C
pren
D
prene

Slide 32 - Quizvraag

je (prendre, présent)
timer
0:20
A
Je prenons
B
Je prend
C
Je prends
D
Je prendre

Slide 33 - Quizvraag

On……..(prendre, présent)
A
prennent
B
prends
C
prend
D
pris

Slide 34 - Quizvraag

(prendre, présent) Tu......................

Slide 35 - Open vraag

Je (prendre, présent)
timer
0:20
A
Je pris
B
Je prend
C
Je prends
D
Je prenne

Slide 36 - Quizvraag

Vervoeg: prendre, présent, il

Slide 37 - Open vraag