C3. U4 vocabulario

Unidad 4
De compras
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
SpaansMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 4

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Unidad 4
De compras

Slide 1 - Tekstslide

Aan het einde van U4:
Leerdoelen
- ik ken de namen van kledingstukken en accessoires,
- Ik kaneen gesprek voeren over kleding en shoppen.
- ik kan mijn mening geven over kleding / mode 

- ik kan de SUBJUNTIVO vervoegen
- ik kan de SUBJUNTIVO gebruiken


Slide 2 - Tekstslide

De compras
Let op!
1) Ir de compras - la ropa / la moda
2) hacer las compras - la comida / el supermercado

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Video

¿Qué es un chándal? In NL beantwoorden:

Slide 5 - Open vraag

¿Qué es un cinturón? In NL beantwoorden:

Slide 6 - Open vraag

Una gorra = een pet
Un gorro = ?

Slide 7 - Open vraag

¿Cuál es la diferencia entre unos zapatos y unas botas?

Slide 8 - Open vraag

Un bolso = handtas
Una bolsa = ?

Slide 9 - Open vraag

Wat betekent:
¿Qué talla usas?

Slide 10 - Open vraag

Wat betekent:
¿Qué número calzas?

Slide 11 - Open vraag

Wat betekent:
En rebajas todo es más barato.

Slide 12 - Open vraag

Wat betekent:
¿Dónde están los probadores?

Slide 13 - Open vraag

Wat betekent:
¿Qué te vas a poner para la fiesta?

Slide 14 - Open vraag

¿Cuál es la diferencia entre: llevar y ponerse?

Slide 15 - Open vraag

Beschrijf jezelf. Welke kleding draag je vandaag?
Llevo ...

Slide 16 - Open vraag

Lleva un traje gris elegante y una corbata. Lleva gafas modernas. 
Lleva un traje de chaqueta y falda azul claro. Lleva una blusa blanca.
Lleva un traje de chaqueta y falda verde. Lleva un pañuelo y un sombrero.
Lleva vaqueros y una camisa de rayas. Es el menos elegante de todos.

Slide 17 - Sleepvraag

Slide 18 - Sleepvraag

(goud)
(zilver)

Slide 19 - Tekstslide

¿Qué llevo hoy? ¿Qué me pongo?
¿Cuál es la diferencia entre: llevar y ponerse? 
llevar=dragen.   (regelmatige ww)
ponerse = aantrekken  (wedekerend ww)


Let op
vestido = mannelijk > negro
falda=vrouwelijk> negra
zapatos=mannelijk meervoud>negros
botas = vrouwelijk meervoud > negras

Llevo un vestido negro y botas negras.
Me voy a poner una falda negra y zapatos negros

Slide 20 - Tekstslide

Hoe werkt leren?

Slide 21 - Tekstslide

¡A trabajar!
1. Compañeros 3 - tekstboek - U4 De compras 
2. Leren woorden unidad 4
3. Subjuntivo bekijken eerste stukje gramática

Slide 22 - Tekstslide