- Je kent de vervoeging van de subjuntivo (regular e irregular)
- Je kan de subjuntivo gebruiken in verschillende soorten zinnen (querer, necesitar, esperar, para que, ¿para qué?...)
- Je kent minimaal 5 kledingstukken in het Spaans.
- Je kunt beschrijven wat je aan hebt.
- Je kunt beschrijven wat andere mensen aan hebben.