extra oefening werkwoorden thema Ruzie

• NT2
• Voortgezet speciaal onderwijs
• Leerroute 1

Thema Ruzie

een extra oefening met de werkwoorden van dit thema

Lesdoelen

Ik kan de regelmatige werkwoorden van thema ' ruzie' in de verleden tijd schrijven.

Ik pas de regel van ' softketchup' correct toe. 

Thema ruzie  

de  regelmatige werkwoorden

accepteren

duwen

gillen

negeren

oplossen

roddelen

schreeuwen

uitlachen

pesten

ruziemaken

goedmaken

Thema ruzie 

de  onregelmatige werkwoorden

goedkomen

opkomen voor

slaan

uitschelden

vergeten

Verleden tijd regelmatige werkwoorden

Hoe doe je dat ook al weer?

Sofketchup

ja!

-te/ -ten

ge + -t

nee!

-de/ -den

ge + -d

1. - en

2. laatste letter?

let op!

lange klank.  --> leren --> ik leer

korte klank --> passen  --> ik pas

Ik .... jouw gedrag niet.

(accepteren)

1. accepteerte
2. accepteerde
3. accepterde
4. accepteerden

Ik heb jouw gedrag niet ..........

(accepteren)

1. geaccepteert
2. geaccepteerd
3. geaccepterd
4. geacceptert

De jongen ....... mij gisteren.

(pesten)

1. peste
2. pesten
3. pestde
4. pestte

De jongen heeft mij gisteren ........ .

(pesten)

1. gepest
2. gepesten
3. gepestd
4. gepestt

Vul in.

Hij .....het meisje gisteren.
(duwen)

Vul in.

Hij heeft het meisje gisteren.........
(duwen)

Vul in. (verleden tijd)

De kinderen ...... heel hard.
(gillen)

Vul in. (verleden tijd)

De kinderen hebben heel hard.......
(gillen)

De groep heeft het meisje ......
(negeren)

1. genegeerd
2. genegerd
3. genegeert
4. genegert

Vul in. (verleden tijd)

De collega's ..... veel over elkaar.

(roddelen)

1. roddelden
2. roddelten
3. roddelde
4. roddelte

Vul in . (verleden tijd)
De meisjes maakten ruzie en ze ...... hard.

(schreeuwen)

Scheidbare werkwoorden 

oplossen --> op + lossen  

Ik los het probleem op . 

Ik loste het probeem op.   

Ik heb het probleem opgelost.

uitlachen --> uit + lachen 

Hij lacht de jongen  uit . 

Hij lachte de jongen uit .  

Hij heeft de jongen uitgelachen.

ruziemaken --> ruzie + maken  

Ik maak ruzie  met mijn broer.

Ik maakte ruzie met mijn broer.

Ik heb met mijn broer ruziegemaakt.

goedmaken --> goed + maken  

We maken het goed. 

We maakten het goed. 

We hebben het goedgemaakt.

Vul in. (verleden tijd)

We ......... het probleem ....

(oplossen)

1. loste op
2. losten op
3. lostten op
4. loosten op

Vul in . (verleden tijd)
Jona had veel verdriet, want zijn vrienden ..... hem ......
(uitlachen)

Vul in . (verleden tijd)
Sam en Joris ............... .........., want ze waren erg boos op elkaar.

(ruziemaken)

Vul in . (verleden tijd)
Ik was niet aardig tegen je, maar ik heb het ............

(goedmaken)

Ik kan de regelmatige werkwoorden van het thema ruzie schrijven in de verleden tijd.

😒🙁😐🙂😃

De onregelmatige 

werkwoorden

goedkomen

Het komt goed.

Het kwam goed.

Het is goedgekomen.

opkomen voor

Hij komt op voor zijn mening.

Hij kwam op voor zijn mening.

Hij is voor zijn mening opgekomen.

slaan

Hij slaat met zijn vuist op tafel.

Hij sloeg met zijn vuist op tafel.

Hij heeft met zijn vuist op tafel geslagen.

uitschelden

Hij scheldt zijn zus nooit uit.  

Hij schold zijn zus nooit uit.  

Hij heeft zijn zus nooit uitgescholden.

vergeten

Hij vergeet zijn boek.

Hij vergat zijn boek.

Hij is zijn boek vergeten.