kopen en werken hoofdstuk 4

Vandaag
Toets bespreken 
Doel: inzicht verkrijgen in het type fouten dat je maakt

H4 opstarten
Doel: zelfstandig kunnen rekenen met omzet, afzet, bruto- en nettowinst



1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Vandaag
Toets bespreken 
Doel: inzicht verkrijgen in het type fouten dat je maakt

H4 opstarten
Doel: zelfstandig kunnen rekenen met omzet, afzet, bruto- en nettowinst



Slide 1 - Tekstslide

Vandaag gaan we de toets bespreken mbv een toetsmatrijs.

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Wie wil er laten een eigen bedrijf?
En waarom wel of niet?

Slide 4 - Open vraag

Voordelen 
Nadelen

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Er zijn kosten en opbrengsten bij de verkoop van shirts? Wat zijn deze?

Slide 7 - Open vraag

Mitchel gaat petten en t-shirts verkopen.
Een pet is €20,-
Een Shirt is €40,-
Hij verwacht 15 petten en 30 shirts te verkopen.
Hoeveel geld krijgt hij binnen?

Slide 8 - Open vraag

Afzet is de hoeveelheid producten die je verkoopt.

Omzet is het geld wat je binnenkrijgt.
Omzet = Afzet x verkoopprijs

Slide 9 - Tekstslide

Is de €1500 omzet ook winst?
A
Ja
B
Nee

Slide 10 - Quizvraag

Nee, het is geen winst
Er zijn inkoopkosten geweest om de shirts te kunnen verkopen.
Die moeten van de omzet afgehaald worden.

Slide 11 - Tekstslide

Petten zijn €7,50 op te laten maken (15 stuks)
Shirts zijn €25,- om in te kopen (30 stuks)

Bereken hoeveel de inkoopkosten bedragen.

Slide 12 - Open vraag

Winstberekening
Omzet                   €1500
inkoopwaarde   €862,5      -
-----------------------                                                
brutowinst         €637,5
                                                                       Maar we hebben meer kosten
                                                                       De website kost €150

Slide 13 - Tekstslide

Winstberekening
Omzet                   €1500
inkoopwaarde   €862,5      -
-----------------------                                                
brutowinst         €637,5
bedrijfskosten € 150       -
-------------------------
Nettowinst        € 487,5
                                                                       

Slide 14 - Tekstslide

netto winst marge = 
(netto winst : omzet) x 100%

Slide 15 - Tekstslide

kijk nu naar bladzijde 54 in je boek.
Wat ga je omcirkelen en uit je hoofd leren voor de toets? :)

Slide 16 - Tekstslide

 Schrijf bron 4.6 over in je schrift en probeer met zijn tweeën deze opgave op te lossen door de gegevens de je weet erachter te zetten.


Marianne heeft tijdens een buurtfeest broodjes verkocht.
Na afloop heeft zij de volgende gegevens verzameld:
De inkoopwaarde = € 200.
De nettowinst = € 60. De nettowinstmarge = 20%.




1. Bereken de bedrijfskosten van Marianne.

Slide 17 - Tekstslide

Wat is omzet?
A
Hoeveel producten je verkoopt
B
Hoeveel geld je binnenkrijgt
C
De winst die je maakt
D
Afzet x Inkoopkosten

Slide 18 - Quizvraag

De kantine verkoopt in de pauze 135 broodjes
voor gemiddeld €2,20 per stuk.
De inkopen zijn 0,80 per broodje.
Personeelskosten zijn €50 per dag.
Bereken de brutowinst
A
De omzet is 135
B
De omzet is 297
C
De omzet is 189
D
De omzet is 50

Slide 19 - Quizvraag

De kantine verkoopt in de pauze 135 broodjes
voor gemiddeld €2,20 per stuk.
De inkopen zijn 0,80 per broodje.
Personeelskosten zijn €50 per dag.
Bereken de brutowinst

Slide 20 - Open vraag

De kantine verkoopt in de pauze 135 broodjes
voor gemiddeld €2,20 per stuk.
De inkopen zijn 0,80 per broodje.
Personeelskosten zijn €50 per dag.
Wat is juist
A
De nettowinst is 189
B
De nettowinst is 297
C
De nettowinst is 139
D
De nettowinst is 247

Slide 21 - Quizvraag