kopen en werken hoofdstuk 4

Kopen en werken hoofdstuk 4
Bedrijfseconomie hoofdstuk
Onderwerpen deze les:
- Afzet
- Omzet
- Brutowinst
- Nettowinst  

1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Kopen en werken hoofdstuk 4
Bedrijfseconomie hoofdstuk
Onderwerpen deze les:
- Afzet
- Omzet
- Brutowinst
- Nettowinst  

Slide 1 - Tekstslide

Wie wil er laten een eigen bedrijf?
En waarom wel of niet?

Slide 2 - Open vraag

Voordelen 
Nadelen

Slide 3 - Tekstslide

Er zijn kosten en opbrengsten bij de verkoop van shirts? Wat zijn deze?

Slide 4 - Open vraag

Mitchel gaat petten en t-shirts verkopen.
Een pet is €20,-
Een Shirt is €40,-
Hij verwacht 15 petten en 30 shirts te verkopen.
Hoeveel geld krijgt hij binnen?

Slide 5 - Open vraag

Aantekening
Afzet is de hoeveelheid producten die je verkoopt.

Omzet is het geld wat je binnenkrijgt.
Omzet = Afzet x verkoopprijs

Slide 6 - Tekstslide

Is de €1500 omzet ook winst?
A
Ja
B
Nee

Slide 7 - Quizvraag

Nee, het is geen winst
Er zijn inkoopkosten geweest om de shirts te kunnen verkopen.
Die moeten van de omzet afgehaald worden.

Slide 8 - Tekstslide

Petten zijn €7,50 op te laten maken (15 stuks)
Shirts zijn €25,- om in te kopen (30 stuks)

Bereken hoeveel de inkoopkosten bedragen.

Slide 9 - Open vraag

Winstberekening
Omzet                   €1500
inkoopwaarde   €862,5      -
-----------------------                                                
brutowinst         €637,5
                                                                       Maar we hebben meer kosten
                                                                       De website kost €150

Slide 10 - Tekstslide

Winstberekening
Omzet                   €1500
inkoopwaarde   €862,5      -
-----------------------                                                
brutowinst         €637,5
bedrijfskosten € 150       -
-------------------------
Nettowinst        € 487,5
                                                                       

Slide 11 - Tekstslide

Wat is omzet?
A
Hoeveel producten je verkoopt
B
Hoeveel geld je binnenkrijgt
C
De winst die je maakt
D
Afzet x Inkoopkosten

Slide 12 - Quizvraag

De kantine verkoopt in de pauze 135 broodjes
voor gemiddeld €2,20 per stuk.
De inkopen zijn 0,80 per broodje.
Personeelskosten zijn €50 per dag.
Bereken de brutowinst
A
De omzet is 135
B
De omzet is 297
C
De omzet is 189
D
De omzet is 50

Slide 13 - Quizvraag

De kantine verkoopt in de pauze 135 broodjes
voor gemiddeld €2,20 per stuk.
De inkopen zijn 0,80 per broodje.
Personeelskosten zijn €50 per dag.
Bereken de brutowinst

Slide 14 - Open vraag

De kantine verkoopt in de pauze 135 broodjes
voor gemiddeld €2,20 per stuk.
De inkopen zijn 0,80 per broodje.
Personeelskosten zijn €50 per dag.
Wat is juist
A
De nettowinst is 189
B
De nettowinst is 297
C
De nettowinst is 139
D
De nettowinst is 247

Slide 15 - Quizvraag

Huiswerk
Opdracht 2- 4-5-6-7-8

Slide 16 - Tekstslide