14.2-2 Gezichtszintuig 5H 2425

Paragraaf 1 Dierenwelzijn
14.2-2 Je gezichtszintuig
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 6

In deze les zitten 21 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Paragraaf 1 Dierenwelzijn
14.2-2 Je gezichtszintuig

Slide 1 - Tekstslide

Blinde vlek
Doe je linkeroog dicht.
Hou het papier op armlengte.
Kijk met je rechteroog strak naar het rondje. 
Beweeg het papier langszaam naar je toe terwijl je blijft kijken naar het rondje.
Op een gegeven moment (plm 20 cm van je af) verdwijnt het vierkantje van je beeld. 

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Lesdoel 14.2 deel 2
Hoe kun je de hoeveelheid licht regelen?
Hoe werkt een bril/lenzen?
Wat is kleurenblindheid?

Slide 4 - Tekstslide

Leerdoel 4
Je beschrijft hoe onderdelen van het oog samen met de hersenen zien mogelijk maken - regeling lichtinval


Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

De iris/de pupil

Slide 7 - Tekstslide

De iris/de pupil
Bij veel licht moet de hoeveelheid binnenvallend licht klein zijn.
De kringspieren in de pupil spannen aan en de pupil wordt klein.

Bij weinig licht moet de hoeveelheid binnenvallend licht groot zijn. De straalsgewijs lopende spieren spannen aan en de pupil wordt groot.


Slide 8 - Tekstslide

Leerdoel 6
Je noemt oorzaken van diverse oogproblemen en mogelijke oplossingen - verziendheid/bijziendheid


Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Tekst

Slide 11 - Tekstslide

Verziend

Slide 12 - Tekstslide

Verziend
Het beeld is scherp áchter het netvlies.
Je kunt een voorwerp dichtbij niet goed scherpstellen.
Dit kan door een te kort oog of een te platte lens.

Je hebt een holle (brillen-)lens nodig om dit te corrigeren.
Dit zijn + glazen/lenzen.


Slide 13 - Tekstslide

Bijziend

Slide 14 - Tekstslide

Bijziend
Het beeld is scherp vóór het netvlies.
Je kunt een voorwerp veraf niet goed scherpstellen.
Dit kan door een te lang oog of een te bolle lens.

Je hebt een bolle (brillen-)lens nodig om dit te corrigeren.
Dit zijn - glazen/lenzen.

Slide 15 - Tekstslide

Leerdoel 6
Je noemt oorzaken van diverse oogproblemen en mogelijke oplossingen - kleurenblindheid/nachtblindheid


Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Kleurenblindheid
Drie typen kegeltjes: rood/blauw/groen gevoeligheid

Bij mensen met kleurenblindheid werk een van deze typen kegeltjes niet goed.


Slide 18 - Tekstslide

Nachtblindheid
De staafjes werken niet goed bij weinig licht: 
's nachts slecht zicht.


Slide 19 - Tekstslide

Leerdoelen 14.2 deel 2
  • Je beschrijft hoe onderdelen van het oog samen met de hersenen zien mogelijk maken - regeling lichtinval (leerdoel 4)
  • Je noemt oorzaken van diverse oogproblemen en mogelijke oplossingen (leerdoel 6)

Slide 20 - Tekstslide

Opdrachten
Maak de vragen van 14.1
Leerdoelen 4 (23, 26) en 6

Slide 21 - Tekstslide