3M - Les 6 P4 keuzevoorzetsels

3m
Les 6 P4
Deutsch!
Gutentag
1 / 44
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 44 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

3m
Les 6 P4
Deutsch!
Gutentag

Slide 1 - Tekstslide

Studienführer
Voorbereiding voor les 6:
maken: Schritt 49




Verwerkingsopdr. na les 6:
maken:  Schritt 50

Slide 2 - Tekstslide

Unterrichtsziele
- keuzevoorzetsels

- woordenschat Toets 6

(Redemittel Schritt 50 hoef je niet te leren!)



Slide 3 - Tekstslide

het resultaat
A
das Ergebnis
B
das Ereignis
C
die Außerdem
D
das Result

Slide 4 - Quizvraag

basteln
A
bouwen
B
knuffelen
C
breien
D
knutselen

Slide 5 - Quizvraag

klettern
A
kauwen
B
kotsen
C
klimmen
D
kruipen

Slide 6 - Quizvraag

Slide 7 - Tekstslide

Dit (lastige) gedeelte hoeven we niet te gebruiken.

Slide 8 - Tekstslide

Bij de volgende vragen moet je het schema gebruiken

om het schema goed af te lezen, moet je 3 dingen weten:

- welk schema ?  (der-groep of ein-groep of pers. vnw)
- welke kolom? (m / v / o / mv )
- welke rij? (1e /  3e  / 4e  naamval)

Slide 9 - Tekstslide

Die Blume ist für ............ Opa.
A
der
B
den
C
die
D
das

Slide 10 - Quizvraag

Ohne ........... Vater werde ich es nicht tun.
A
mein
B
meiner
C
meinen
D
meine

Slide 11 - Quizvraag

Naamvallen
Keuzevoorzetsels

Slide 12 - Tekstslide

aan
op
achter
naast
tussen
voor
in / naar
over
onder
auf
an
hinter
in
neben
über
unter
vor
zwischen

Slide 13 - Sleepvraag

Slide 14 - Tekstslide

De keuzevoorzetsels geven vaak een plaats aan:

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

3 wielen: een plaats-/tijdbepaling
sprake van een 'zich bevinden'

4 wielen: beweging / richting
sprake van 'een ergens heen gaan'

Slide 18 - Tekstslide

voorbeeld

Er steht vor d... Tür(v).

waar staat hij? "voor de deur" dus DATIV

Er steht vor der Tür.

Slide 19 - Tekstslide

voorbeeld

Er springt in d... Wasser(o).

waarheen? springt hij "in het water" dus Akkusativ

Er springt in das Wasser.

Slide 20 - Tekstslide

Welke vraag stel je om een vierde naamval te bepalen bij de keuzevoorzetsels?
A
Wohin?
B
Wo?
C
Wodurch?
D
Wovon?

Slide 21 - Quizvraag

Welke vraag stel je om een derde naamval te bepalen bij de keuzevoorzetsels?
A
Wohin?
B
Wo?
C
Wann?
D
Wovon?

Slide 22 - Quizvraag

Das Buch liegt auf d... Tisch(m).
A
dem
B
den

Slide 23 - Quizvraag

Das Bild hängt an d... Wand(v).
A
die
B
der

Slide 24 - Quizvraag

Er geht in d... Disko(v).
A
die
B
der

Slide 25 - Quizvraag

Es fällt hinter dein... Stuhl(m).
A
deinem
B
deinen

Slide 26 - Quizvraag

Er spricht nicht über sein... Schüler(mv).
A
seine
B
seinen

Slide 27 - Quizvraag

Vul in.

Das Auto steht vor d...….Garage (v)

Slide 28 - Open vraag

Vul in.

Das Heft fällt auf d...…...Boden (m).

Slide 29 - Open vraag

Welke zin is fout?
A
Ich setze mich neben die Frauen (mv).
B
Ich sitze neben den Frauen.
C
Ich gehe in das Schwimmbad(o)
D
Ich schwimme in das Schwimmbad

Slide 30 - Quizvraag

Das Buch ist hinter d.. Schrank (m) gefallen.

Slide 31 - Open vraag

Der Hund legte sich unter d.. Stuhl (m).

Slide 32 - Open vraag

Der Torwart stand zu weit vor sein.. Tor (o).

Slide 33 - Open vraag

An welch.. Tag kommt ihr denn an?

Slide 34 - Open vraag

Keuzevoorzetsels
Sommige voorzetsels hebben in het Duits een vaste naamval.

Andere kunnen zowel vast een 4e als een 3e naamval krijgen.

Gelukkig is hier een makkelijk ezelsbruggetje voor!

Slide 35 - Tekstslide

Een auto met vier wielen rijdt

Een auto met drie wielen staat stil

Beweging is 4e naamval
Bevinden is 3e naamval.

Slide 36 - Tekstslide

Slide 37 - Link

Ich fahre mit d.. Zug (m)
A
der
B
das
C
dem
D
die

Slide 38 - Quizvraag

Er kommt aus d.. Wohnung (v).
A
der
B
die
C
das
D
dem

Slide 39 - Quizvraag

Meine Schwester ist bei d..... Zahnarzt(m).
A
der
B
dem
C
die
D
das

Slide 40 - Quizvraag

Er geht durch .......... Zimmer (o)
A
einen
B
ein
C
eines
D
eine

Slide 41 - Quizvraag

7/2 regel
Wo? Wann? Wohin?=geen antwoord?
7=an, hinter, neben , vor, unter, zwischen, in --> 3e naamval
2= auf, über--> 4e naamval

Ich warte auf meine Mutter.
Der Vater ist stolz auf seinen Sohn.
Er weiß sehr viel über mich. 
 

Slide 42 - Tekstslide

Die Schüler sprechen über d.. neue Deutschlehrerin (v).

Slide 43 - Open vraag

Wir freuen uns auf Ihr.. Besuch (m).

Slide 44 - Open vraag