Tekst- en taalverzorging

Tekst- en taalverzorging 

Basisvaardigheden tekst- en taalverzorging
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Tekst- en taalverzorging 

Basisvaardigheden tekst- en taalverzorging

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
  • Je weet wat alinea's zijn en hoe je deze gebruikt.  
  • Je weet wat een inleiding, kern en slot bij de opbouw van een tekst inhoud. 
  • Je weet wanneer je hoofdletters moet gebruiken. 
  • Je weet wanneer je een komma plaatst in een zin. 

Slide 2 - Tekstslide

Alinea's 
In een alinea staat informatie die bij elkaar hoort. 
  • Een nieuwe alinea begint op een nieuwe regel.
  • De belangrijkste boodschap van een alinea staat vaak in de eerste of tweede zin.
  • In schoolboeken staan soms nummers voor alinea's op deze manier kan sneller iets worden opgezocht.

Slide 3 - Tekstslide

Inleiding, kern en slot

  • Wat is de functie van deze tekst opbouw?  

Slide 4 - Tekstslide

Inleiding
De inleiding staat aan het begin van een tekst dit is één alinea. 

De inleiding kan verschillende functies hebben: 
  • De aandacht van de lezer trekken.
  • Het onderwerp introduceren.
  • Een vraag stellen. 

Slide 5 - Tekstslide

Kern
Wat is de kern van de tekst en wat staat er in? 
  • De kern is het middenstuk van een tekst.
  • Hier staat de precieze informatie over het onderwerp.
  • De kern is langer hierdoor maak je gebruik van meerdere alinea's. 

Slide 6 - Tekstslide

Slot
Het slot is de laatste alinea van de tekst.
In het slot staat geen nieuwe informatie. 

Wat kan er in het slot staan?
  • Een samenvatting.
  • Een conclusie.
  • Een vraag om de lezer aan het denken te zetten. 

Slide 7 - Tekstslide

Komma
Wanneer gebruik je een komma?
  • Tussen delen van een opsomming.
  • Na een naam of uitroep aan het begin van een zin. 
  • Voor voegwoorden zoals: nadat, omdat, terwijl, toen, want.
  • Voor een rust moment tijdens het (voor)lezen van een zin. 

Slide 8 - Tekstslide

Wat is goed geschreven?
A
meneer Jansen
B
Meneer Jansen
C
meneer jansen

Slide 9 - Quizvraag

Wat is goed geschreven?
A
pepsi max
B
Pepsi Max
C
Pepsi max

Slide 10 - Quizvraag

Een alinea begint altijd op een nieuwe regel.
A
waar
B
niet waar

Slide 11 - Quizvraag

In het slot van de tekst staat nieuwe informatie.
A
waar
B
niet waar

Slide 12 - Quizvraag

Welke opsomming is juist?
A
kammen borstels klemmen scharen
B
Kammen Borstels Klemmen Scharen
C
kammen, borstels, klemmen, scharen
D
Kammen, Borstels, Klemmen, Scharen

Slide 13 - Quizvraag