Lezen: Kies voor het verhaal óf om in je boek te lezen
timer
5:00
Slide 3 - Tekstslide
Check in?
A
groene smiley
B
oranje smiley
C
rode smiley
Slide 4 - Quizvraag
Programma:
Plannen Proefwerk lezen en woorden hoofdstuk 3, 07-03
Kies je verwerking: Waar wil jij nog extra mee oefenen
Lesvragen en lesdoelen:
Een tekstdoel is...
Voorbeelden van tekstdoelen zijn...
Bij nauwkeurig lezen, lees je de tekst....
Een tekst bestaat vaak uit de volgende onderdelen.....
timer
3:00
Slide 5 - Tekstslide
Hoe leer jij voor Nederlands? (geef tips aan je klasgenoten)
Slide 6 - Woordweb
Plannen
2. Plannen
1. Wanneer heb je deze week tijd? Tijdens deze momenten ga je plannen. Leren werkt het beste als je veel herhaalt; leer daarom niet drie dagen achter elkaar maar verspreid dit.
2. Bekijk je leerdoelenkaart, welke onderdelen ken je al heel goed en wat wil je nog meer oefenen. Onder iedere stap staat hoe je dit onderdeel kan leren, deze stapjes ga je inplannen zodat je niks kan vergeten.
3. Kijk je terug in de vorige toetsreflectie, wat was je voornemen? Hoe wilde je deze keer (anders) leren?
1. Noteren
1. Noteer het proefwerk in je planner én markeer het proefwerk.
Door je proefwerk te plannen zie je in één oogopslag wat je moet doen, dit voorkomt dat je wat onderdelen vergeet of niet meer weet hoe je moet leren. Door het proefwerk te markeren wordt je oog hier meteen naar getrokken. Je hersenen worden alert door het kleurtje.
3. Uitvoeren
1. Voer je planning uit, heb je je leerwerk af dan streep je dit door of zet je er een krul achter.
2. Loopt de dag ineens anders en haal je je planning niet, dan plan je het werk opnieuw in voor een andere dag. Onthoud dat je niet twee dagen extra veel gaat leren, maar een nieuwe dag zoekt.
4. Evalueren
1. Evalueer je planning, wat ging goed en wat ging minder goed? Door te evalueren kan je leren, zo gaat plannen steeds beter.
Controleer deze planning daarom met de reflectie van je laatste toets. Wat ben je vorige keer vergeten en wat wil je nu anders doen? Pas hier eventueel je planning op aan.
Slide 7 - Tekstslide
Verwerking:
Kies met welk onderdeel jij nog extra wilt oefenen
ALs je precies wilt of moet weten wat in de tekst staat, dan ga je de tekst nauwkeurig lezen.
Lees zin voor zin. Probeer zo goed mogelijk te begrijpen wat er staat Markeer eventueel belangrijke informatie
Woordhulp
Bij een moeilijk woord:
Vaak staat de betekenis voor of achter het woord;
Bekijk plaatjes
Tekstdoelen
Bij elke tekst die je leest, kun je je afvragen: wat is het doel van de schrijver? Dit noem je het tekstdoel.
Je leert vier tekstdoelen: informeren, activeren, amuseren en overtuigen.
Een tekstdoel dat vaak voorkomt is informeren. De schrijver wil dan informatie geven over een bepaald onderwerp, je vindt deze teksten bijvoorbeeld in schoolboeken en in kranten.
Slide 10 - Tekstslide
Wat helpt jou om je aan je planning te houden? (Geef tips aan je klasgenoten)
Slide 11 - Woordweb
Hoe motiveer jij jezelf om te leren, als je hier eigenlijk geen zin in hebt? (Geef tips aan je klasgenoten)
Slide 12 - Woordweb
Nakijken extra leestaak
Opdracht 1
Opdracht 2
Opdracht 3 en 4
Slide 13 - Tekstslide
Manieren van lezen
Leertekst - Nauwkeurig lezen
Als je precies wilt weten wat er in een tekst staat, dan ga je de tekst nauwkeurig lezen.
Nauwkeurig lezen doe je zo:
Lees de tekst aandachtig door; zin voor zin.
Probeer zo goed mogelijk te begrijpen wat er staat.
Gebruik de methode verkennend lezen
als je snel een idee wilt krijgen van de tekst. Tijdens proefwerken kan je dit doen, wanneer je vragen over de vorm moet beantwoorden bijvoorbeeld: hoeveel alinea's heeft de tekst
Gebruik nauwkeurig lezen als je een precies antwoord uit de tekst moet halen. Dit zijn vragen over de inhoud zoals:
Welke argumenten worden er in alinea 4 gegeven.
Opbouw van een tekst
Tekstdoel
Het doel van de schrijver (waarom hij de tekst schrijft), noem je een tekstdoel.
Er zijn 4 verschillende tekstdoelen:
Informeren
Overhalen
Amuseren
Overtuigen
Bij informeren wil je schrijver de lezer informatie geven. Deze teksten vind je bijvoorbeeld in een schoolboek of de krant