HH: Grammatica les 6 klas 2: herhaling alle grammatica

Grammatica: herhaling + bwb
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 1,2

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Grammatica: herhaling + bwb

Slide 1 - Tekstslide

Welke zinsdelen ken je?
Overleg 2 minuten

Slide 2 - Woordweb

De zinsdelen
Onderwerp (wie of wat + gezegde)?
Persoonsvorm (tijdproef/ vragend maken)
Lijdend voorwerp (wie of wat + gezegde + onderwerp)?
Meewerkend voorwerp (aan wie/voor wie + gezegde + onderwerp + lv)?
Gezegde:
  1. werkwoordelijk gezegde (alle ww in de zin, doen-betekenis)
  2. Naamwoordelijk gezegde (alle ww in de zin + NW-deel, zijn-betekenis) Denk aan de koppelwerkwoorden.
Bijwoordelijke bepaling (alles dat overblijft):

Slide 3 - Tekstslide

Bijwoordelijke bepaling

Slide 4 - Tekstslide

Bijwoordelijke bepaling
We noemen de bijwoordelijke bepaling ook wel de ‘prullenbak’. Alles wat je overhoudt, noem je een bijwoordelijke bepaling.

Slide 5 - Tekstslide

Bijwoordelijke bepaling

Slide 6 - Tekstslide

zinsdelen maken

Hij | heeft | aan Sanne | voor haar verjaardag | een cadeau | gegeven.

pv heeft
wwg heeft gegeven
ow (wie/wat + gezegde >> heeft gegeven?) hij
lv (wie/wat + gezegde+ onderwerp >> heeft hij gegeven?) : een cadeau
mw (aan/voor wie+gez.+ow+lv >> heeft hij een cadeau gegeven?): aan Sanne
bwb voor haar verjaardag

Slide 7 - Tekstslide

Hoeveel zinsdelen heeft de zin?
Mijn lieve moeder bakt lekkere taarten.
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 8 - Quizvraag

Hoeveel zinsdelen heeft de zin?
Gisteren heeft mijn lieve moeder een lekkere taart gebakken.
A
2
B
3
C
4
D
5

Slide 9 - Quizvraag

Welke stelling over de pv is fout?
A
De pv geeft de tijd van de zin aan
B
Alles voor de pv is één zinsdeel
C
De pv kan een voltooid deelwoord zijn
D
Er staat altijd 1 pv in een zin

Slide 10 - Quizvraag

Wat is het werkwoordelijk gezegde van deze zin?
Gisteren heeft mijn lieve moeder een lekkere taart gebakken.

Slide 11 - Open vraag

Schrijf het werkwoordelijk gezegde op.
De melk is niet te drinken.

Slide 12 - Open vraag

Schrijf het naamwoordelijk gezegde op.
De school bleek vanwege corona gesloten te zijn.

Slide 13 - Open vraag

Wat is het onderwerp?
Gisteren heeft mijn lieve moeder een lekkere taart gebakken.

Slide 14 - Open vraag

Wat is het onderwerp?
In de bijsluiter staan bijwerkingen genoemd.
A
in de bijsluiter
B
bijsluiter
C
bijwerkingen
D
staan genoemd

Slide 15 - Quizvraag

Hoe vind je het
lijdend voorwerp?

Slide 16 - Woordweb

Wat is "een lekkere taart" in deze zin?
Gisteren heeft mijn lieve moeder een lekkere taart gebakken.
A
onderwerp
B
lijdend voorwerp
C
meewerkend voorwerp
D
bijwoordelijke bepaling

Slide 17 - Quizvraag

Benoem het lijdend voorwerp.
Meneer Janssen geeft ons Franse les.
A
Meneer Janssen
B
geeft
C
ons
D
Franse les

Slide 18 - Quizvraag

Staat er een meewerkend voorwerp in de zin?
De koning leest aan heel het land de troonrede voor.
A
ja
B
nee

Slide 19 - Quizvraag

Staat er een meewerkend voorwerp in de zin?
De juf gaf de kinderen een afscheidscadeautje.
A
ja
B
nee

Slide 20 - Quizvraag

Staat er een meewerkend voorwerp in de zin?
De vlag hangt aan de brug.
A
ja
B
nee

Slide 21 - Quizvraag

Schrijf de bijwoordelijke bepaling(en) op. Als het er meer zijn, gebruik dan een komma.
Gistermiddag speelde Yara mooi piano.

Slide 22 - Open vraag

Schrijf de bijwoordelijke bepaling(en) op. Als het er meer zijn, gebruik dan een komma.
Waarom gaf jij mij vanmorgen zomaar een koekje?

Slide 23 - Open vraag

Al klaar?

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

Bedankt en tot morgen!
Einde les

Slide 26 - Tekstslide