V2F: Grammatica les 6: herhaling alle grammatica

Grammatica les 6: herhaling + bwb
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 1,2

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Grammatica les 6: herhaling + bwb

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Deze les
Eerste uur
- klassikaal: Herhaling grammatica
tweetallen: Oefeningen LessonUp (wat is lastig?)
- zelfstandig: Oefeningen maken in werkboek * (blz. 17 opdr. 1 e.v.)
(iets lastig?>> zoek de theorie op)

Tweede uur -IN STILTE-
zelfstandig: Extra oefenen en leren voor de D-toets (woensdag)

 *klas 2 grammatica theorie + opdrachten



voorzetsel voorwerp mag je overslaan

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke zinsdelen ken je?
Overleg 2 minuten

Slide 3 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

De zinsdelen
Onderwerp (wie of wat + gezegde)?
Persoonsvorm (tijdproef/ vragend maken)
Lijdend voorwerp (wie of wat + gezegde + onderwerp)?
- Werkwoordelijk gezegde (alle ww in de zin, iemand of iets DOET iets)
- Naamwoordelijk gezegde (alle ww in de zin + naamwoordelijke deel, iemand of iets IS iets) Denk aan de koppelwerkwoorden.
Meewerkend voorwerp (aan wie/voor wie + gezegde + onderwerp + lv)?
Bijwoordelijke bepaling (alles dat overblijft):

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bijwoordelijke bepaling

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bijwoordelijke bepaling

Slide 6 - Tekstslide

VWO moet de verschillende soorten bwb's kunnen herkennen. 
Bijwoordelijke bepaling
We noemen de bijwoordelijke bepaling ook wel de ‘prullenbak’. 

Alles wat je overhoudt, noem je een bijwoordelijke bepaling.

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

zinsdelen maken

Hij | heeft | aan Sanne | voor haar verjaardag | een cadeau | gegeven.

pv heeft
wwg heeft gegeven
ow (wie/wat + gezegde >> heeft gegeven?) hij
lv (wie/wat + gezegde+ onderwerp >> heeft hij gegeven?) : een cadeau
mw (aan/voor wie+gez.+ow+lv >> heeft hij een cadeau gegeven?): aan Sanne
bwb voor haar verjaardag

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoeveel zinsdelen heeft de zin?
Mijn lieve moeder bakt lekkere taarten.
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoeveel zinsdelen heeft de zin?
Gisteren heeft mijn lieve moeder een lekkere taart gebakken.
A
2
B
3
C
4
D
5

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke stelling over de pv is fout?
A
De pv geeft de tijd van de zin aan
B
Alles voor de pv is één zinsdeel
C
De pv kan een voltooid deelwoord zijn
D
Er staat altijd 1 pv in een zin

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het werkwoordelijk gezegde van deze zin?
Gisteren heeft mijn lieve moeder een lekkere taart gebakken.

Slide 12 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Schrijf het werkwoordelijk gezegde op.
De melk is niet te drinken.

Slide 13 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe vind je het
lijdend voorwerp?

Slide 14 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Schrijf het naamwoordelijk gezegde op.
De school bleek vanwege corona gesloten te zijn.

Slide 15 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het onderwerp?
Gisteren heeft mijn lieve moeder een lekkere taart gebakken.

Slide 16 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het onderwerp?
In de bijsluiter staan bijwerkingen genoemd.
A
in de bijsluiter
B
bijsluiter
C
bijwerkingen
D
staan genoemd

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is "een lekkere taart" in deze zin?
Gisteren heeft mijn lieve moeder een lekkere taart gebakken.
A
onderwerp
B
lijdend voorwerp
C
meewerkend voorwerp
D
bijwoordelijke bepaling

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Benoem het lijdend voorwerp.
Meneer Janssen geeft ons Franse les.
A
Meneer Janssen
B
geeft
C
ons
D
Franse les

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Staat er een meewerkend voorwerp in de zin?
De koning leest aan heel het land de troonrede voor.
A
ja
B
nee

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Staat er een meewerkend voorwerp in de zin?
De juf gaf de kinderen een afscheidscadeautje.
A
ja
B
nee

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Staat er een meewerkend voorwerp in de zin?
De vlag hangt aan de brug.
A
ja
B
nee

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Schrijf de bijwoordelijke bepaling(en) op. Als het er meer zijn, gebruik dan een komma.
Gistermiddag speelde Yara mooi piano.

Slide 23 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Schrijf de bijwoordelijke bepaling(en) op. Als het er meer zijn, gebruik dan een komma.
Waarom gaf jij mij vanmorgen zomaar een koekje?

Slide 24 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Al klaar?

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bedankt en tot morgen!
Einde les

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies