2.6 Biotechnologie

2.6 Biotechnologie
Reflectievragen
1. Wat is het verschil tussen een punt mutatie en een genoommutatie?
2. Hoe ontstaan mutaties in het DNA?
3. Waarom is het veel erger als er een mutatie ontstaat in de eicel dan in bijvoorbeeld een longcel?
4. Wat heeft grotere gevolgen, een mutatie in een regulatorgen of een mutatie in een structuurgen?
1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 12 slides, met tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

2.6 Biotechnologie
Reflectievragen
1. Wat is het verschil tussen een punt mutatie en een genoommutatie?
2. Hoe ontstaan mutaties in het DNA?
3. Waarom is het veel erger als er een mutatie ontstaat in de eicel dan in bijvoorbeeld een longcel?
4. Wat heeft grotere gevolgen, een mutatie in een regulatorgen of een mutatie in een structuurgen?

Slide 1 - Tekstslide

DNA-analyse
DNA sequentie bepalen (volgorde nucleotiden) = sequencen

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Video

Biotechnologie 
Technieken waarbij organismen worden gebruikt om producten voor de mens te maken. 

Slide 4 - Tekstslide

klassieke biotechnologie 
gebruik van traditionele technieken
  • gist voor brood, bier, wijn
  • bacteriën voor kaas, yoghurt 

kunstmatige selectie: veredeling
* kruisen van organismen met gunstige eigenschappen

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

moderne biotechnologie
Nieuwe technologiën ontstaan snel:

* klonen (vanaf 1980 'Dolly')

* genetische modificatie (eigenschappen/genen wijzigen) 
    > recombinant DNA-techniek
        zalm (groei), muis (oor)
    

Slide 7 - Tekstslide

Genetische modificatie
Als je de DNA code van een organisme aanpast dan is het organisme een ggo: Genetisch gemodificeerd organisme.

Het organisme heeft dan een gen gekregen van een ander organisme. Daarom noemen we het ook wel transgeen.

Slide 8 - Tekstslide

Recombinant techniek
  1. Plasmide (klein DNA molecuul) isoleren uit bacterie
  2. DNA isoleren uit organisme
  3. Het gen dat je wil overzetten uit DNA knippen
  4. Het gen samenvoegen met de plasmide
  5. Het plasmide terugplaatsen in de bacterie
  6. Bacterie gaat zich delen en het recombinant plasmide wordt gekopieerd bij elke deling 
  7. Alle bacteriën die afstammen van de oorspronkelijke bacterie kunnen nu het nieuwe gen tot expressie brengen.

Bijv. insuline voor mensen met diabetes. 

Slide 9 - Tekstslide

Viruswerking
  1. Virussen injecteren hun RNA of DNA in een cel
  2. Cellen kunnen het RNA omzetten in DNA 
  3. Het virus DNA kan worden ingebouwd in het DNA van de cel 
  4. Als het virus DNA tot expressie komt worden er viruseiwitten gemaakt
  5. De viruseiwitten maken nieuwe virusdeeltjes die de cel kunnen verlaten

Slide 10 - Tekstslide

Genetische modificatie met virussen
Men kan ook een virus gebruiken om nieuw DNA in de cellen van organisme te brengen.

Virussen bevatten een enzym Reverse Transcriptase

Dit enzym kan de transcriptie terugdraaien, dus van mRNA DNA maken. 

Dit enzym kunnen biologen gebruiken om een gen uit een organisme te isoleren. 

1. Je haalt mRNA uit de cel 
2. Je gebruikt reverse transcriptase (van het virus) om van het mRNA DNA te maken
3. Je bouwt het DNA in een plasmide van bacterie
Vragen
Als ik wil weten welke genen tot expressie komen in een cel, welke moleculen moet ik dan uit een cel halen?

Slide 11 - Tekstslide

Aan de slag! 
- Werkbladen eiwitsynthese en genexpressie 

- Examenvragen oefenen 


- Vragen? 

Slide 12 - Tekstslide