Introductieles Sp-Fr 2223

1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Tu peux te présenter?
Je m'appelle madame Baars
J'ai 54 ans.
J'habite à Groningen avec mon copain et mon chat. 

Slide 2 - Tekstslide

Mijn naam is ...
A
J'ai 54 ans
B
Je m'appelle
C
J'habite à ...
D
mon copain et mon fils

Slide 3 - Quizvraag

Ik ben 54 jaar
A
Je m'appelle...
B
j'habite à ...
C
j'ai 54 ans
D
avec mon copain et mon chat

Slide 4 - Quizvraag

Ik woon in ...
A
Je m'appelle ...
B
J'ai 54 ans
C
J'habite à
D
avec mon copain et mon chat

Slide 5 - Quizvraag

Tu peux te présenter?
Gebruik de zinnetjes die ik ook heb gebruikt, woorden die je niet weet (zoals getallen) mag je opzoeken.

Slide 6 - Tekstslide

Le programme d'aujourd'hui
* Tu peux te présenter?
* Wat weet je al?
* En général (algemeen)
* Duolingo
* Les sujets
* être
* Les chiffres

Slide 7 - Tekstslide

Les buts
* Aan het eind van dit uur kun je een klein gesprekje in het Frans voeren
*Aan het eind van dit uur ken je woorden voor onderwerpen in een zin.

Slide 8 - Tekstslide

Les buts
* Aan het eind van dit uur ken je het werkwoord 'zijn' en kun je het vervoegd herkennen.
* Aan het eind van dit uur heb je een begin gemaakt met tellen tot en met 20.

Slide 9 - Tekstslide

en français

Slide 10 - Woordweb

En général
Grandes Lignes
les trois petits cochons

Duolingo
2 basislessen voor de vakantie
Na de vakantie periode 1: 1 uur per week
Periode 2: 3 inloopuren

Slide 11 - Tekstslide

Duolingo
App
10 minuten per dag in de vakantie
20 kroontjes aan het eind
Voor woordenschat en basisgrammatica
noteer 2 woorden met vertaling per kroontje in je schrift

Slide 12 - Tekstslide

Les sujets

Slide 13 - Tekstslide

Hij
A
je
B
tu
C
il
D
elle

Slide 14 - Quizvraag

jij
A
je
B
tu
C
il
D
elle

Slide 15 - Quizvraag

zij
A
je
B
tu
C
il
D
elle

Slide 16 - Quizvraag

ik
A
je
B
tu
C
il
D
elle

Slide 17 - Quizvraag

Les sujets
Nous -> wij
Vous -> jullie/ u
Ils -> zij (mannen, of mannen en vrouwen)
Elles -> zij (alleen vrouwen)

Slide 18 - Tekstslide

jullie
A
nous
B
vous
C
ils
D
elles

Slide 19 - Quizvraag

wij
A
nous
B
vous
C
ils
D
elles

Slide 20 - Quizvraag

zij (4 mannen)
A
nous
B
vous
C
ils
D
elles

Slide 21 - Quizvraag

zij (2 vrouwen)
A
nous
B
vous
C
ils
D
elles

Slide 22 - Quizvraag

Marc
A
Je
B
il
C
nous
D
ils

Slide 23 - Quizvraag

Melanie
A
tu
B
on
C
elle
D
elles

Slide 24 - Quizvraag

Marc et Luc
A
Nous
B
vous
C
ils
D
elle

Slide 25 - Quizvraag

Julia et Melanie
A
Vous
B
ils
C
je
D
elles

Slide 26 - Quizvraag

être = zijn
Ik ben                         wij zijn
Jij bent                      jullie zijn
Hij is                          zij zijn
Zij is                           zij zijn
Men is                                         

Slide 27 - Tekstslide

Ik ben
A
Je suis
B
tu es
C
nous sommes
D
ils sont

Slide 28 - Quizvraag

zij zijn
A
tu es
B
il est
C
ils sont
D
vous êtes

Slide 29 - Quizvraag

wij zijn
A
elle est
B
nous sommes
C
vous êtes
D
elles sont

Slide 30 - Quizvraag

jullie zijn
A
on est
B
ils sont
C
nous sommes
D
vous êtes

Slide 31 - Quizvraag

Zij is een kat
A
Il est un chat
B
nous sommes un chat
C
elle est un chat
D
elles sont un chat

Slide 32 - Quizvraag

Wij zijn hier!
A
Vous êtes ici!
B
je suis ici!
C
Nous sommes ici!
D
Tu es ici!

Slide 33 - Quizvraag

De hond is een jongen
A
Le chien suis un garçon
B
Le chien est un garçon
C
Le chien sont un garçon
D
Le chien êtes un garçon

Slide 34 - Quizvraag

Slide 35 - Video