Woe - vrij 23/4-25/4

Woensdag 23/04/2025
1. Spelling: thema 7 - herhaling
2. L.O.
3. Rekenen: sprong 8 les 183: de klok
4. Taal: thema 7 - samenstellingen
1 / 58
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 58 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

Onderdelen in deze les

Woensdag 23/04/2025
1. Spelling: thema 7 - herhaling
2. L.O.
3. Rekenen: sprong 8 les 183: de klok
4. Taal: thema 7 - samenstellingen

Slide 1 - Tekstslide

Spelling
Doel: herhaling geleerde spellingsregels in thema 7
  • korte/lange klanken
  • gt/cht - korte klank? = cht
  • Verdubbelingsregel - ka-tten
Roze schrift: p. 

Slide 2 - Tekstslide

Rekenen
Doel: Uur/halfuur aflezen en aanduiden op een wijzerklok.
Eenvoudige uurtabellen lezen en interpreteren. 
WS C p. 24

Slide 3 - Tekstslide

Analoge klok
Digitale klok

Slide 4 - Tekstslide

Analoge klok
Digitale klok

Slide 5 - Sleepvraag

Analoge klok
Wijzers

Slide 6 - Tekstslide

Grote wijzer
Kleine wijzer

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Video

Hoe draaien de wijzers?
A
---->
B
<----

Slide 9 - Quizvraag

Grote wijzer = minuten
Kleine wijzer = uur

Slide 10 - Tekstslide

Hele uren
Grote wijzer: 12

Kleine wijzer = uur
9 uur

Slide 11 - Tekstslide


A
6 uur
B
7 uur
C
8 uur
D
12 uur

Slide 12 - Quizvraag


Slide 13 - Open vraag


Slide 14 - Open vraag

Halve uren
Grote wijzer: 6

Kleine wijzer: halverwege naar 8 uur

Slide 15 - Tekstslide


A
Half 1
B
Half 2
C
Half 3
D
Half 4

Slide 16 - Quizvraag


Slide 17 - Open vraag


Slide 18 - Open vraag


Slide 19 - Open vraag

Taal
Doel: Structuur van samenstellingen herkennen en gebruiken.
De betekenis van woorden afleiden uit de vorm, onderdelen van het woord.
WS p. 31 + 32 + 33

Slide 20 - Tekstslide

grondwoord
= kortste vorm van een woord


--> kan op zichzelf bestaan en niet verder opgesplitst worden in betekenisvolle woorden.

bv. boek, winkel, voet, hand, doek, wedstrijd, bal...

Slide 21 - Tekstslide

samenstelling
                            = Je plakt twee of meer grondwoorden aan elkaar

                                               bv. handdoek
                                                      fietsbel
                                                      voetbalwedstrijd
                                                    
                                             GRONDWOORD + GRONDWOORD = SAMENSTELLING

Slide 22 - Tekstslide

Welk van de 4 woorden is een samenstelling?
A
Ongelukkig
B
Regenworm
C
Horloge
D
Aangenaam

Slide 23 - Quizvraag

Zoek zelf samenstellingen
van 2 of meer woorden.

Slide 24 - Woordweb

Donderdag 24/04/2025
1. Spelling: thema 7 - herhaling
2. L.O. van meester Kevin
3. Rekenen: sprong 8 - kans- en verhoudingsproblemen
4. Taal: thema 7 - bijvoeglijke naamwoorden
5. L.O. van meester Kevin
6. W.O.: Dieren

Slide 25 - Tekstslide

Spelling
Doel: herhaling geleerde spellingsregels in thema 7
  • korte/lange klanken
  • gt/cht - korte klank? = cht
  • Verdubbelingsregel - ka-tten
Roze schrift: p. 

Slide 26 - Tekstslide

Rekenen
Doel: Strategie toepassen om verhoudings- en kansproblemen op te lossen, bv. door gegevens te schikken in een tabel of rooster.
De gegevens van een verhoudingstabel correct aflezen.
WS C p. 26

Slide 27 - Tekstslide

Taal
Doel: Weten wat een bijvoeglijk naamwoord is
Een bijvoeglijk naamwoord op een juiste manier gebruiken 

Slide 28 - Tekstslide

bijvoeglijk naamwoord
Een bijvoeglijk naamwoord geeft meer informatie over een zelfstandig naamwoord. Het zegt hoe iets of iemand  is.  


Het zegt HOE het zelfstandig naamwoord is.
de luie kat                   
de mooie kat                   
De kat is grijs.             
De kat slaapt lang.           

Slide 29 - Tekstslide

het ... boek

Slide 30 - Woordweb

de boekentas is ...

Slide 31 - Woordweb

Olifanten zijn zeer grote dieren.

Wat is het bijvoeglijk naamwoord?
A
olifant
B
grote
C
dieren
D
zijn

Slide 32 - Quizvraag

Als ik stil ben, kan ik goed luisteren.

Wat is het bijvoeglijk naamwoord?
A
stil
B
luisteren
C
ben
D
goed

Slide 33 - Quizvraag

Ik weet het antwoord op de moeilijke vraag.
Wat is het bijvoeglijk naamwoord?
A
vraag
B
moeilijke
C
antwoord
D
weet

Slide 34 - Quizvraag

De luie poes ligt naast de kast.

Wat is het bijvoeglijk naamwoord?
A
luie
B
naast
C
kast
D
poes

Slide 35 - Quizvraag

Op de Chiro spelen we leuke spelletjes.

Wat is het bijvoeglijk naamwoord?
A
Chiro
B
spelletjes
C
leuke
D
spelen

Slide 36 - Quizvraag

Jouw tekening is erg mooi.

Wat is het bijvoeglijk naamwoord?
A
jouw
B
tekening
C
mooi
D
is

Slide 37 - Quizvraag

W.O.
Doel: Je kent het verschil tussen zoogdieren en reptielen
Je kan enkele dieren bij de juiste soort plaatsen. 
Bundel p. 2

Slide 38 - Tekstslide

Slide 39 - Video

Slide 40 - Video

Zoogdieren
  • Gewerveld
  • Longen om te ademen
  •  Warmbloedig
  • Maken melk voor jongen
  • meestal haar (uitz. walvis)
  • levendbarend 

Slide 41 - Tekstslide

Reptielen
  • Koudbloedig
  • Gewerveld: ze hebben een skelet.
  • Ze leggen eieren (meestal op land)
  • Longen om te ademen
  • Schubben 
  • Ze zijn vaak carnivoor 

Slide 42 - Tekstslide

Vrijdag 25/04/2025
1. Spelling: herhalingsdictee thema 7
2. Rekenen: sprong 8 - temperatuur
3. Schrift: hoofdletter U en Y inoefenen
4. Taal: Thema 7 - alfabet
5. Godsdienst: Brood 
6. MUVO: Dieren van de Zoo in een gekke omgeving

Slide 43 - Tekstslide

Rekenen
Doel: Weten dat we met een thermometer de temperatuur meten.
Positieve en negatieve temperaturen meten en aflezen.
Temperatuurverschillen vaststellen, berekenen en noteren 
Gebruik van °c. 
WS C p. 32-33

Slide 44 - Tekstslide

30°C
31°C
12°C

Slide 45 - Sleepvraag

30°C
32°C
31°C

Slide 46 - Sleepvraag

Sleep de temperaturen naar de juiste thermometer op de volgende slide. 

Slide 47 - Tekstslide

14°C
20 °C
11 °C
18 °C
26 °C

Slide 48 - Sleepvraag

Welke dag is de koudste dag? Hoeveel graden?

Slide 49 - Open vraag

Hoeveel graden is het op de thermometer? .... °C

Slide 50 - Open vraag

Vandaag is het 8° C. Morgen is het 2 graden warmer. Hoe warm is het morgen?

Slide 51 - Open vraag

waar of niet waar
−5 °C is kouder dan −2 °C

A
Waar
B
Niet waar

Slide 52 - Quizvraag


Waar is het het warmst?
a-b-c-d


A
A
B
B
C
C
D
D

Slide 53 - Quizvraag

Waar is het het koudste?
A-C-D-E

A
A
B
C
C
D
D
E

Slide 54 - Quizvraag

22°C 32°C -12°C -2°C -41°C
Welke temperatuur is het laagst?
A
32°C
B
-12°C
C
-41°C
D
22°C

Slide 55 - Quizvraag

Schrift
Doel: hoofdletters U en Y verder inoefenen

Slide 56 - Tekstslide

Taal
Doel: het alfabet gebruiken om alfabetisch te rangschikken.
Woorden uit het thema verklaren en gebruiken.
WS C p. 54 + 55 + 56

Slide 57 - Tekstslide

Godsdienst

Slide 58 - Tekstslide