P2 zinsdelen

Welkom terug 1mha
Fijne vakantie gehad?
1 / 42
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

In deze les zitten 42 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Welkom terug 1mha
Fijne vakantie gehad?

Slide 1 - Tekstslide

Ja!
(Ik heb jullie toetsen over het boek nagekeken, jullie krijgen je cijfer terug).

Slide 2 - Tekstslide

De komende periode....
...gaan we aan de slag met grammatica (zinsdelen) en werkwoorden.

Toets: donderdag 25 januari (Som).

Elke les starten we met tien minuten lezen. Zorg dat je een leesboek bij je hebt als we weer een normaal lesrooster hebben.

Slide 3 - Tekstslide

P2 zinsdelen

Slide 4 - Tekstslide

Wat zijn zinsdelen?

ik | ga | vanmiddag | naar het zwembad.

Slide 5 - Tekstslide

Zinsdelen / bouwplan
Ik | ga | vanmiddag | naar het zwembad.

Vanmiddag | ga | ik | naar het zwembad.

Naar het zwembad | ga | ik | vanmiddag.

Ga | ik | naar het zwembad | vanmiddag?

Slide 6 - Tekstslide

Zinsdelen /bouwplan
Je kunt een zin verdelen in zinsdelen.
Belangrijk:
Een zinsdeel kun je ook aan het begin van de zin neerzetten zonder dat de zin daardoor grammaticaal onjuist wordt.

Naar | ik | ga | vanmiddag | het zwembad --> onjuiste zin. "Naar" hoort dus bij het zinsdeel "het zwembad".

Slide 7 - Tekstslide

Even oefenen: verdeel in zinsdelen




De kerstvakantie duurde twee weken.

Ik was met vrienden naar de bioscoop.

Vandaag kunnen we schaatsen.

Het is heel druk op het ijs.

Slide 8 - Tekstslide

Welkom!
We gaan weer verder met zinsdelen:

Wat weet je nog?

Slide 9 - Tekstslide

Verdeel in zinsdelen:
Vanavond eten wij pizza.

Slide 10 - Open vraag

Verdeel in zinsdelen:
Chinees is een moeilijke taal.

Slide 11 - Open vraag

Verdeel in zinsdelen:
Mijn buren zijn gisteren verhuisd.

Slide 12 - Open vraag

Ik begrijp wel hoe je een zin in zinsdelen moet verdelen.
😒🙁😐🙂😃

Slide 13 - Poll

Bouwplan van een zin
-wat is de handeling, dus wat gebeurt er (werkwoord)
-wie voert de handeling uit?
-wat is hierbij in elk geval nodig?
-->Let op:
1) elke zin heeft een werkwoord, dus een handeling.
2)elke zin heeft een 'wie', dus iemand die de handeling doet.
3)bij de meeste werkwoorden komt er ook een 'wat' bij.

Slide 14 - Tekstslide

Bouwplan van een zin: basiszin
IK | EET | EEN BOTERHAM.
1) De handeling, dus wat er gebeurt, is ETEN (werkwoord).
2) De 'wie', dus de persoon die het doet, is IK
3) De 'wat', dus wat er gegeten wordt, is EEN BOTERHAM

Deze zin kun je uitbreiden met 'waar' , 'hoe' en 'wanneer':
IK |EET | EEN BOTERHAM| BUITEN| LOPEND| IN DE PAUZE.

Slide 15 - Tekstslide

Aan de slag!
Lesboek B: H7 Taalverzorging 

Goed lezen blz. 10 en 11 (theorie)
Maken: opdr. 1 t/m 5.

Bestuderen theorie blz. 13 
Maken opdr. 6 t/m 11 (8 mag je overslaan)

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Link

Vandaag af:
Taalverzorging t/m opdracht 11 (eventueel kun je 8 overslaan).

Nu 10 minuten aan de slag met de opdrachten.

Daarna uitleg over het onderwerp en lijdend voorwerp.
timer
10:00

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Link

Voorbeeldzin
Kim haalt brood bij de bakker.
1) wat is de handeling, het werkwoord? Het antwoord op deze
     vraag is de persoonsvorm / werkwoordelijk gezegde.
2) wie voert de handeling uit, dus wie doet het? Het antwoord
     op deze vraag is het onderwerp.
3) wat is het 'iets' in deze zin? (Kim haalt 'iets'). Het antwoord op
     deze vraag is het lijdend voorwerp.

Slide 20 - Tekstslide

Nu jullie:
- De hond eet zijn brokjes op.

- De koning leest een boek.

1) wat is de handeling, het werkwoord? -->pv
2) wie doet dat, wie voert deze handeling uit? -->onderwerp
3) wat is het 'iets' in deze zinnen --> lijd.voorwerp

Slide 21 - Tekstslide

Maken:
Blz. 16, 17 opdracht 12 en 13.

Tijdsduur: 13 minuten.

Deze les af! 
timer
13:00

Slide 22 - Tekstslide

19 januari: welkom!
Toets zinsdelen en werkwoorden op woensdag 31 januari.
Zinsdelen: 
onderwerp
persoonsvorm / werkwoordelijk gezegde
lijdend voorwerp
werkwoorden & 't kofschip (verleden tijd, voltooid deelwoord). 
Verschil tussen de stam en ik-vorm van een werkwoord.

Leren Hoofdstuk 7 (boek B) tot en met blz. 27 en opdracht 25.

Slide 23 - Tekstslide

Vandaag: 
-huiswerkcontrole: leg je lesboek open op tafel bij opdr. 13;
-kennischeck: 5 zinnen ontleden, je krijgt een toetsblaadje en neemt de volgende zinnen ove  (geen cijfer)
-uitleg voltooid deelwoord: herkennen in een zin
-voltooid deelwoord correct schrijven mbv  't kofschip;
-nakijken en verbeteren gemaakt huiswerk t/m opdr. 13.

Slide 24 - Tekstslide

Leg je lesboek open op tafel en neem eerst deze zinnen over op je toetsblaadje. Intussen huiswerkcontrole.
Verdeel in zinsdelen en benoem de zinsdelen (ond /pv/wwg/lv)
1. Onze gymdocent geeft ons nooit huiswerk op.
2. De vuilnismannen halen vandaag het afval niet op.
3. Deze schrijfster heeft een heel spannend boek geschreven.
4. In de pauze eten veel leerlingen een broodje Kippie.
5. Vanmiddag maak ik al mijn huiswerk meteen na school.
6. De honden eten elke dag heel veel brokjes.

Slide 25 - Tekstslide

Klaar?
-Leg je blaadje op zijn kop op de hoek van de tafel.
-Pak je chromebook
-Ga naar de site Slimleren.nl
-Kies inloggen ELO.      Kies klas 1mha en meld je aan.
-Verder hoef je hier nu niets mee te doen.
-Wacht tot iedereen klaar is met de oefenzinnen, dan gaan we verder met de uitleg. 

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Link

Voltooid deelwoord
1. Ik ben naar school geweest.
2. Hij heeft mij een zak snoep gegeven.
3. De kat heeft een een muis gevangen.

Slide 28 - Tekstslide

Welkom 1mha!
-toets grammatica 31 januari
Zinsdelen: 
onderwerp
persoonsvorm / werkwoordelijk gezegde
lijdend voorwerp
werkwoorden & 't kofschip (verleden tijd, voltooid deelwoord). 
Verschil tussen de stam en ik-vorm van een werkwoord.

Slide 29 - Tekstslide

Wat is het voltooid deelwoord in deze zin: Het boek is op de grond gevallen.

Slide 30 - Open vraag

Wat is het voltooid deelwoord in deze zin: We hebben vorige week geschaatst.

Slide 31 - Open vraag

Wat is het voltooid deelwoord in deze zin: Hij heeft mij een zak snoep beloofd /belooft?

Slide 32 - Open vraag

Hoe schrijf je het volt.deelw.?
Hij heeft het huis geschilderd / geschildert.

't kofschip! HOE?

Zit de laatste letter van de stam in 't kofschip? Je schrijft een -t.

STAM = HELE WERKWOORD, ZONDER  -EN OP HET EIND.

Slide 33 - Tekstslide

De stam van een werkwoord   
STAM: het hele werkwoord min -en

durven - durv. Durv is de stam.
lezen -     lez. Lez is de stam'

Dit heb je nodig om het voltooid deelwoord goed te schrijven:
 't kofschip.

Slide 34 - Tekstslide

Stam

Proeven: proev
Werken:  werk
Beloven: belov
Fietsen:  fiets
Raden:    rad
Schilderen: schilder
Verven: verv

Ik-vorm

proef
werk
beloof
fiets
raad
schilder
verf

Slide 35 - Tekstslide

stam
ik-vorm
stam én ik-vorm
gev
fiets
werk
zitt
maak
verv
was
bak

Slide 36 - Sleepvraag

Maken, huiswerk voor morgen:
Blz. 19, 20 opdracht 15 en 16a.

Extra: bij opdracht 16a voeg je erachter de stam toe.

Blz. 22 opdracht 18.
Tijdsduur: 10 minuten. Werk in stilte, zie stoplicht!
Klaar? Nakijken t/m opdr 13, antwoorden in Classroom.


timer
10:00

Slide 37 - Tekstslide

Nakijken
Op Classroom staan de antwoorden van opracht 1 t/m 13.

Verbeter in een andere kleur wanneer je antwoord niet juist is!

Slide 38 - Tekstslide

Welkom 1mha!
-toets grammatica 31 januari
Zinsdelen: 
onderwerp
persoonsvorm / werkwoordelijk gezegde
lijdend voorwerp
werkwoorden & 't kofschip (verleden tijd, voltooid deelwoord). 
Verschil tussen de stam en ik-vorm van een werkwoord.

Slide 39 - Tekstslide

Vandaag: voltooid deelwoord
Aan de slag:
blz. 22  opdracht 19 t/m 25

Dit is huiswerk voor morgen.

Extra oefenen zinsdelen: cambiumned.nl / zinsdelen

Slide 40 - Tekstslide

Nakijken
tot en met opdracht 25, antwoorden op Classroom

Slide 41 - Tekstslide

Slide 42 - Link