In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
Iemand in de Verenigde Staten kan jouw TikTokfilmpjes bekijken. Is dit een voorbeeld van globalisering? Leg je antwoord uit.
Slide 1 - Open vraag
De inwoners van Venetië hebben genoeg van al die miljoenen toeristen in hun woonplaats. Leg uit waarom dit een nadeel is van globalisering.
Slide 2 - Open vraag
De goedkope Chinese webshop Alibaba is in korte tijd populair geworden in Nederland. Bedenk een voordeel en een nadeel van globalisering dat hiermee te maken heeft.
Slide 3 - Open vraag
Zijn de uitspraken juist of onjuist? 1. Door globalisering is er meer contact, maar ook meer ruzie. Er zijn meer oorlogen. 2. Door globalisering moeten landen meer samenwerken om problemen op te lossen.
A
1 is juist, 2 is onjuist
B
1 is onjuist, 2 is juist
C
1 en 2 zijn beide juist
D
1 en 2 zijn beide onjuist
Slide 4 - Quizvraag
Welke woorden zijn weggelaten? Door ..................... zijn mensen over de hele wereld steeds meer met elkaar verbonden
A
de integratie.
B
de globalisering.
C
de EU
D
de afname van economische bindingen
Slide 5 - Quizvraag
Lees het artikel hiernaast (maak het wat groter). Taghi kon dankzij globalisering zijn drugsimperium runnen. Noem twee manieren waarop hij globalisering in zijn voordeel gebruikte.
Slide 6 - Open vraag
Voor het oplossen van de klimaat- en milieuproblemen is een internationale aanpak nodig. Leg uit waarom.
Slide 7 - Open vraag
Klimaatproblemen worden deels veroorzaakt door wereldhandel omdat:
A
bij productie en transport CO2 wordt uitgestoten.
B
bij productie giftige stoffen vrijkomen.
C
de aarde door de mens wordt uitgeput.
D
er veel plastic afval in de zee belandt.
Slide 8 - Quizvraag
Bart verhuist naar Italië omdat hij daar wil werken en wonen. Welke uitspraak past het beste bij zijn situatie?
A
Bart is een wereldburger.
B
Bart doet aan gezinsvorming.
C
Bart heeft een beroep waar in Italië vraag naar is.
D
Bart is voor Italië een immigrant.
Slide 9 - Quizvraag
In een dictatuur heeft het volk weinig/veel vrijheid en rechten.
Veel
Weinig
Slide 10 - Sleepvraag
Democratie of Dictatuur? De grondwet is buiten werking; mensenrechten gelden (tijdelijk) niet meer.
A
Democratie
B
Dictatuur
Slide 11 - Quizvraag
Democratie of dictatuur? De regering blokkeert de sociale media op internet.
A
Democratie
B
Dictatuur
Slide 12 - Quizvraag
Democratie of dictatuur? De bestuurders zijn via verkiezingen aan de macht gekomen.
A
Democratie
B
Dictatuur
Slide 13 - Quizvraag
Democratie of dictatuur? Er is vrijheid van meningsuiting.
A
Democratie
B
Dictatuur
Slide 14 - Quizvraag
Democratie of dictatuur? De regering controleert de kranten.
A
Democratie
B
Dictatuur
Slide 15 - Quizvraag
Democratie of dictatuur? Eén persoon heeft alle macht in handen.
A
Democratie
B
Dictatuur
Slide 16 - Quizvraag
Rechters beloven dat zij de regering zullen steunen.
A
Democratie
B
Dictatuur
Slide 17 - Quizvraag
Wanneer en waarom begonnen Europese landen samen te werken?
Slide 18 - Open vraag
Je gaat op vakantie naar Spanje. Leg uit waarom de EU dat makkelijker maakt
Slide 19 - Open vraag
Wat is onjuist? In de EU kun je in elk EU-land:
A
met de euro betalen
B
studeren
C
wonen
D
werken
Slide 20 - Quizvraag
Op welk gebied werken de EU-lidstaten niet samen?
A
Criminaliteit
B
Migratie
C
Milieu
D
Voetbal
Slide 21 - Quizvraag
Nederland en Noorwegen zijn beiden lid van de NAVO. Stel dat Noorwegen aangevallen wordt. Wat betekent dit dan voor Nederland?
A
Dan moet Nederland de aanvaller een officiële waarschuwing geven
B
Dan moet Nederland helpen om Noorwegen te verdedigen.
C
Dan moet Nederland Noorse vluchtelingen opvangen.
D
Dat betekent niets voor Nederland.
Slide 22 - Quizvraag
Noem een voordeel en een nadeel van een gevoelsbinding
Slide 23 - Open vraag
Noem een voordeel en een nadeel van een Economische bindingen