In deze les zitten 44 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Lesduur is: 75 min
Onderdelen in deze les
SE-training 1
Slide 1 - Tekstslide
Wie is de kunstenaar die je hier aan het werk ziet?
A
Karel Appel
B
Christo
C
Jackson Pollock
D
Andy Warhol
Slide 2 - Quizvraag
In welke stad wordt de Cobra-groep opgericht?
A
Copenhagen
B
Brussel
C
Parijs
D
Amsterdam
Slide 3 - Quizvraag
Cobra-kunstenaars willen:
A
dat kunst alleen voor de elite blijft.
B
dat kunst voor iedereen toegankelijk moet zijn.
C
populair zijn.
D
absoluut niet populair zijn, want dan zijn ze te 'mainstream'.
Slide 4 - Quizvraag
Welke bekende Alfred Hitchcock-film werd in 1960 uitgebracht?
A
the birds
B
psycho
C
North by Northwest
D
Vertigo
Slide 5 - Quizvraag
Hitchcock wordt de Master of Suspense genoemd. Wat wordt hieronder verstaan?
A
Meester van de verwachting
B
Meester van de spanningsopbouw
C
Meester van de ritmische filmtaal
D
Meester van de psychologie
Slide 6 - Quizvraag
Waardoor vervallen de vaudeville theaters?
A
grote Broadway shows
B
Nickelodeon theaters
C
de komst van de stomme film
D
door de komst van de radio en televisie
Slide 7 - Quizvraag
Pop-art is
A
Een logisch vervolg op het Surrealisme
B
Een voortvloeisel van het Abstract expressionisme
C
Een reactie op het Abstract expressionisme
D
Een reactie op het Surrealisme
Slide 8 - Quizvraag
A
Andy Warhol is een belangrijke Popart kunstenaar. Waarom is dit werk, wat betreft voorstelling, een typisch voorbeeld van Popart?
A
Je ziet herhalingen en
'blow-up's'
B
Je ziet felle kleuren en herhalingen.
C
Het zijn voorwerpen uit de supermarkt en ze zijn kleurrijk
D
Het onderwerp van dit werk komt uit het dagelijks leven.
Slide 9 - Quizvraag
Op welke afbeelding zie je de zeefdruk techniek?
A
B
C
D
Slide 10 - Quizvraag
Welke Pop-art kunstenaar maakte veel gebruik van de zeefdruk techniek?
A
Andy Warhol
B
Roy Lichtenstein
C
Claes Oldenburg
D
Allen Jones
Slide 11 - Quizvraag
Welk kenmerk hoort niet bij popart?
A
vervreemding door vergroting
B
vervreemding door herhaling
C
speels gebruik van kenmerken van de consumptiemaatschappij
D
emotie speelt een belangrijke rol
Slide 12 - Quizvraag
Van wie is dit kunstwerk?
A
Claes Oldenburg
B
Robert Rauschenberg
C
Andy Warhol
D
George Segal
Slide 13 - Quizvraag
welk van de onderstaande afbeeldingen behoort NIET tot de Pop-art?
A
B
C
D
Slide 14 - Quizvraag
Pop art
Abstract expressionisme
Op Art
Zet de juiste plaatjes bij de juiste stroming
Slide 15 - Sleepvraag
Welke afbeelding is Pop-art?
A
B
C
D
Slide 16 - Quizvraag
Er ontstonden veel jongerenculturen rond 1960, waarom?
A
Er kwam meer vrije tijd
B
Jongeren wilden meer scholing
C
Jongeren hadden weinig geld
D
Jongeren zetten zich af tegen hun ouders
Slide 17 - Quizvraag
Rock'n'Roll, Hippies en Punk zijn typische
A
Dansenstijlen
B
Muziekgenres
C
Looks
D
Jeugdculturen
Slide 18 - Quizvraag
Sleep de muziekstijl naar het juiste artiest.
Jazz
Vermenging van rock, blues en jazz.
Rock & Roll
Symfonische Rock
Queen
Charlie Parker
Elvis Parker
Jimi Hendrix
Slide 19 - Sleepvraag
Wat was het motto van de hippies
A
Make Love Not War
B
Make Peace Not Love
C
Make Peace Not War
D
Make War Not Peace
Slide 20 - Quizvraag
Bij welke subcultuur hoort dit muziekfragmet?
A
Hippies
B
Punkers
C
Disco's
D
Gothics
Slide 21 - Quizvraag
Bij welke subcultuur hoort dit fragment?
A
Disco's
B
Hippies
C
Punkers
D
Hiphop
Slide 22 - Quizvraag
Bij welke subcultuur hoort dit fragment?
A
Hippies
B
Disco's
C
Hiphop
D
Punkers
Slide 23 - Quizvraag
Wanneer was de disco?
A
In het weekend
B
elke dag om 19:00
C
om het weekend
D
er was helemaal geen disco
Slide 24 - Quizvraag
Bij welke subcultuur hoort dit fragment?
A
Punkers
B
Disco's
C
Meester Reinier
D
Hippies
Slide 25 - Quizvraag
Punkers zijn tegen autoriteit
A
Waar
B
Niet waar
Slide 26 - Quizvraag
Sleep de foto onder de juiste dans.
Discodans
Hip Hop
musical/show
Slide 27 - Sleepvraag
Slide 28 - Video
Noem zoveel mogelijk kenmerken van de hiphop cultuur.
Slide 29 - Open vraag
Welke van de onderstaande subculturen bestaat vooral uit jongeren/jeugd die zich afzetten tegen hun ouders en de gevestigde orde?
A
Hippie
B
Punk
C
Jazz
D
Rock'n'roll
Slide 30 - Quizvraag
Hoe noem je de straatkunst die Keith Haring maakte ook wel?
A
Spuitverfplaatjes
B
Abstract
C
Graffiti
D
Rotzooi
Slide 31 - Quizvraag
Wat zie je?
(Klik next slide -->)
Slide 32 - Tekstslide
Personen
beesten
oude vrouwen
jonge meisjes
een woord
kleuren vakjes
parallel lijnen
muziek instrument
Slide 33 - Sleepvraag
Wie kan je hier, naast Keith Haring, herkennen? (denk aan: Pop Art!)
A
Vincent van Gogh
B
Rembrandt van Rijn
C
Andy Warhol
D
Leonardo da Vinci
Slide 34 - Quizvraag
waar zie je werk van keith haring?
A
B
C
D
Slide 35 - Quizvraag
Hoe begon Keith Haring met zijn kunst?
A
Op school
B
Bij zijn vader
C
Op het metrostation
D
Op zijn werk
Slide 36 - Quizvraag
Waarom deed Keith Haring dit?
A
Omdat hij zich verveelde
B
Omdat hij op school geen kunst mocht maken
C
Om de politie dwars te zitten
D
Omdat hij kunst aan mensen wilde laten zien
Slide 37 - Quizvraag
Van welke kunstenaar is dit werk?
A
Gustav Klimt
B
Henri Matisse
C
Keith Haring
D
Andy Warhol
Slide 38 - Quizvraag
Wie is dit?
A
Vincent van Gogh
B
Rembrandt van Rijn
C
Keith Haring
D
Piet Mondriaan
Slide 39 - Quizvraag
Wat kun je zeggen over de kleuren in de kunstwerken van Keith Haring
A
Ze zijn zwart-wit
B
Ze zijn kleurrijk, met felle kleuren
C
Ze zijn kleurrijk, met pastelkleuren
Slide 40 - Quizvraag
Keith Haring tekende graag op zwarte posters (lege affiches) in de metro. Geef een reden waarom juist deze lege affiche plekken voordelig waren voor Keith Haring.
A
Haring werkt zonder veel details, waardoor hij snel kan werken.
(omdat verboden is wat hij doet)
B
De tekeningen van Haring beschadigen de openbare ruimte niet.
C
De tekeningen zijn grappig en leuk om naar te kijken.
D
Haring herhaalt basisfiguren die je snel herkent als je langsloopt.