Sommige voedingsstoffen kunnen door de wand van het darmkanaal heen. Deze stoffen kunnen dus meteen in het bloed worden opgenomen. Je hoeft ze niet eerst te verteren. Dit zijn glucose, mineralen, vitaminen en water.
Andere voedingsstoffen kunnen niet door de darmwand heen. Dit zijn eiwitten, de meeste koolhydraten (bijvoorbeeld suiker en zetmeel) en vetten. Deze voedingsstoffen moeten dus eerst worden verteerd voordat ze kunnen worden opgenomen.
Verteren is het afbreken van grote voedingsstoffen tot kleinere stoffen: de verteringsproducten. Deze stoffen kunnen wel door de darmwand heen en in het bloed worden opgenomen.
De vertering gebeurt in twee stappen:
• voedsel in kleine stukjes verdelen door te kauwen
• voedingsstoffen afbreken met behulp van verteringssappen