1MH test CH5

• Frans
• Middelbare school
• mavo, havo
• Leerjaar 1

Welk woord hoort er niet bij?

1. les baskets
2. la casquette
3. la veste
4. la voiture

le pull

la jupe

la robe

la casquette

de pet

de rok

de jurk

de trui

Wat is een goed antwoord op de vraag: "Ça coûte combien?"

1. C'est Zara.
2. Il est beau.
3. 25 euros.
4. Oui, ça coûte.

Meervoud van:
Le cabriolet est gris.

Wat betekent "quelques"

1. niets
2. een paar
3. laatste
4. andere

Zet deze zin in de toekomst (met aller):
Je joue au foot.

Schrijf in cijfers op:
quatre-vingt-huit

Welke zin is raar?

1. J'ai les yeux blancs.
2. Je porte des lunettes.
3. J'ai les cheveux roux.
4. Mes lunettes sont noires.

Wat is geen kleur?

1. vert
2. marron
3. jaune
4. cher

maak af
cinquante-huit, cinquante-neuf ....?

1. cinquante-dix
2. soixante
3. quarante
4. trente

Welk woord gebruik je niet om iemand te beschrijven?

1. timide
2. sympa
3. souvent
4. grand

Geef in het Frans antwoord op de vraag "Il est grand?". Begin je antwoord met: Non, ...

tu

nous

ils

allons

vas

vont

Vertaal in het Frans:
"Wij gaan kopen."

Vertaal in het Frans:
"Zij gaat dragen."

Vertaal in het Frans:
"U gaat spelen."

In welke zin past 'grandes' ?

1. Ils sont .......
2. Je suis .......
3. Elle est ......
4. Elles sont ......

Welke zin is niet goed?
Let op het bijvoeglijk naamwoord.

1. Il est petit.
2. Elles sont petits.
3. Marie est petite.
4. Ils sont petits.

Wat is de vrouwelijke vorm
van "beau" ?

Wat betekent "vieille" ?

1. mooi
2. nieuw
3. oud
4. verlegen

Schrijf op in cijfers :
"cent quarante-cinq?"