1. cerrar (e >ie) : sentir, empezar, perder ,querer y tener
>> voelen, beginnen, verliezen, willen, hebben
2. poder (o>ue): encontrar, costar, dormir y volver
>> kunnen, ontmoeten /tegenkomen, kosten, slapen, terugkeren
3. jugar (u>ue): - spelen
4.pedir (e>i): servir, vestir, repetir y seguir
>> vragen/ bestellen, serveren, aankleden, herhalen, volgen