3H(blokuur)

Hey toppers!
  • Woorden vibes/quizlet live
  • Grammar: Past perfect
  • Kahoot-All tenses: past simple, present perfect en past perfect
    2e uur
  • Self study time(Unit 6: les 4 reading+Oefenen grammatica)
  • Blooket time




1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 14 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

Hey toppers!
  • Woorden vibes/quizlet live
  • Grammar: Past perfect
  • Kahoot-All tenses: past simple, present perfect en past perfect
    2e uur
  • Self study time(Unit 6: les 4 reading+Oefenen grammatica)
  • Blooket time




Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Link

Past perfect
Doelen: 
  • Hoe maak ik een present perfect?

  • Wanneer gebruik ik de present perfect.

Slide 3 - Tekstslide

Wat is past perfect?
De Past Perfect Tense wordt gebruikt om aan te geven dat een actie in het verleden plaatsvond vóór een andere actie in het verleden. Het benadrukt dat iets al gebeurd was voordat er iets anders gebeurde. Het wordt gevormd door 'had' gevolgd door het voltooid deelwoord van het hoofdwerkwoord.

Slide 4 - Tekstslide

Hoe maak je een past perfect?
Positieve Zinnen:  Subject + had + voltooid deelwoord
Voorbeelden:
I had finished my homework before dinner.
She had visited Paris before she moved to London.

Negatieve Zinnen: Subject + had + not + voltooid deelwoord
Voorbeelden:
I had not (hadn't) finished my homework before dinner.
She had not (hadn't) visited Paris before she moved to London.

Vragende Zinnen:Had + subject + voltooid deelwoord?
Voorbeelden:
Had you finished your homework before dinner?
Had she visited Paris before she moved to London?

Slide 5 - Tekstslide

Wanneer gebruik je present perfect?
1. Acties die plaatsvonden vóór een specifieke tijd in het verleden:





By the time we arrived, the movie had already started.


2. Acties die plaatsvonden vóór een andere actie in het verleden:
When I got to the station, the train had left.

Slide 6 - Tekstslide

Vul de juiste vorm van de werkwoorden in (Past Perfect).
  1. She (to finish) __________ her homework before she went out.
  2. They (to leave) __________ by the time we arrived.
  3. I (not/to see) __________ him before the meeting.
  4. We (to eat) __________ breakfast before we left for school.
  5. He (to read) __________ the book before the exam.

Slide 7 - Tekstslide

Antwoorden
  1. She had finished her homework before she went out.
  2. They had left by the time we arrived.
  3. I had not (hadn't) seen him before the meeting.
  4. We had eaten breakfast before we left for school.
  5. He had read the book before the exam.

Slide 8 - Tekstslide

Zet de volgende zinnen in de ontkennende vorm (Past Perfect).
  1. They had completed the project.
  2. She had called her friend.
  3. We had watched the movie.
  4. He had written the letter.
  5. I had met her before the party.

Slide 9 - Tekstslide

Antwoorden
  1. They had not (hadn't) completed the project.
  2. She had not (hadn't) called her friend.
  3. We had not (hadn't) watched the movie.
  4. He had not (hadn't) written the letter.
  5. I had not (hadn't) met her before the party.

Slide 10 - Tekstslide

Zet de volgende zinnen in de vragende vorm (Past Perfect).
  1. You had finished your homework.
  2. They had gone to the store.
  3. She had traveled to Italy.
  4. We had cleaned the house.
  5. He had fixed the car.

Slide 11 - Tekstslide

Antwoorden
  1. Had you finished your homework?
  2. Had they gone to the store?
  3. Had she travelled to Italy?
  4. Had we cleaned the house?
  5. Had he fixed the car?

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Link

Aan de slag 
  • Unit 6:les 4 reading
  • Grammatica oefenen(kies onderwerp past simple, present perfect en past perfect: https://allesvoorengels.nl/grammatica/past-simple/regelmatige-werkwoorden/
timer
35:00

Slide 14 - Tekstslide