6VWO: GTST par. 1.3 en 1.4

1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 6

In deze les zitten 23 slides, met tekstslides en 4 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

§ 4.4 Geldhoeveelheidsbeleid
Hoe beïnvloedt de centrale bank de geldhoeveelheid en wat is het verband tussen het reële en het monetaire deel van de economie?
Kernwoorden:
- monetaire expansie
- verkeersvergelijking van Fisher
- neutraliteit van geld

Slide 5 - Tekstslide

De verkeersvergelijking van Fisher
De verkeersvergelijking van Fisher geeft het verband tussen de waarde van de productie (reële kant) en de monetaire kant van de economie: M x V= P x Y
M: maatschappelijke geldhoeveelheid
V: omloopsnelheid van het geld 
P: prijsniveau goederen en diensten
Y: reëel nationaal inkomen (de productie in hoeveelheden)

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Video

Monetaire expansie
Als de centrale bank de geldhoeveelheid vergroot, heet dit monetaire expansie
De centrale bank kan de geldhoeveelheid in een land / gebied op een directe en indirecte manier beïnvloeden.

De indirecte manier gaat via de rente (§ 4.5).

Slide 10 - Tekstslide

Directe vergroting van de maatschappelijke geldhoeveelheid gebeurt door het opkopen van staatsobligaties. 
Dat gebeurt met geld dat nog niet tot de maatschappelijke geldhoeveelheid hoort. Als de obligatie is opgekocht, hoort het geld wel tot de maatschappelijke geldhoeveelheid. 
Er is dus sprake van monetaire expansie.

Slide 11 - Tekstslide

Neutraliteit van geld
Op korte termijn is er sprake van prijsrigiditeit, waardoor een stijging van M leidt tot een stijging van de productie (Y). 
Een monetaire expansie heeft dus op korte termijn wel invloed op de reële kant van de economie.

Slide 12 - Tekstslide

Het is de taak van de centrale bank om ervoor te zorgen dat de maatschappelijke geldhoeveelheid gelijke tred houdt met de productie. 
Als de maximale productie (= productiecapaciteit) is bereikt, zal een stijging van M namelijk op lange termijn alleen leiden tot een stijging van P (= inflatie). 
De stijging van M heeft dus op lange termijn geen invloed op het BBP. Dit heet de neutraliteit van geld.

Slide 13 - Tekstslide

Examenopdrachten

2018 Tijdvak 1 Opgave 2
2017 Tijdvak 1 Opgave 6
2016 Tijdvak 1 Opgave 1

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Video

Slide 16 - Tekstslide

9.4 begin- en eindpunt van je redenering?

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Video

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Video

Slide 23 - Tekstslide