Herhaling voor het tentamen

Herhaling voor het tentamen 3B toets 3


Pak voor je:

- Laptop met LessonUp
Lesdoel:


Herhaling alles lesstof voor het tentamen
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Herhaling voor het tentamen 3B toets 3


Pak voor je:

- Laptop met LessonUp
Lesdoel:


Herhaling alles lesstof voor het tentamen

Slide 1 - Tekstslide

Wat moet je leren:


- De samenvatting goed doornemen. 
- Leer de tekstverbanden en signaalwoorden goed!
- Zorg dat je alle 60 woorden van woordenschat kent en zelf de betekenis bij ieder woord kan benoemen!

Slide 2 - Tekstslide

EVEN OEFENEN

Slide 3 - Tekstslide

Noem een voorbeeld van een overtuigende tekst

Slide 4 - Open vraag

Noem de signaalwoorden die bij een reden (argument horen)

Slide 5 - Woordweb

Wat is een signaalwoord van conclusie?
A
want
B
kortom
C
daarom
D
maar

Slide 6 - Quizvraag

Wat is het tekstdoel?

Slide 7 - Open vraag

Noem de vier tekstdoelen.

Slide 8 - Open vraag


Wat is de hoofdgedachte?
De hoofdgedachte = ?
A
Man vindt vogelspin in fruit, dit is vrij uniek.
B
Arnhemmer Bart van den Akker houdt van druiven.
C
Albert Heijn zegt dat er wel vaker spinnen gevonden worden in bakjes druiven.
D
De vrouw van Bart van den Akker koopt druiven.

Slide 9 - Quizvraag

Welk rood signaalwoord in
de tekst wijst op een
tegenstelling?
A
maar
B
omdat
C
geen van beide
D
allebei

Slide 10 - Quizvraag

In dit stukje tekst staat een signaalwoord.
Bij welk tekstverband hoort
dit signaalwoord?
A
conclusie
B
tegenstelling
C
opsomming
D
reden

Slide 11 - Quizvraag


 Welke twee signaalwoorden zie je in de tekst?
Tekst
A
al - zelf
B
zichzelf - gezeten
C
maar - daarentegen
D
erg - door

Slide 12 - Quizvraag

Welke signaalwoorden horen bij een tegenstellendverband?
A
maar, tegenover
B
daarentegen, toch
C
echter, hoewel
D
ondanks dat, aan de ene kant... aan de andere kant

Slide 13 - Quizvraag

etnisch =
A
het tonen van je gevoelens
B
wat belangrijk voor je is
C
de groep mensen waarvoor iets bestemd is
D
een groep mensen die dezelfde afkomst, cultuur, taal of tradities delen.

Slide 14 - Quizvraag

accepteren
de expressie
een buitenbeentje zijn
een oordeel vellen
het tonen van je gevoelens
een mening geven
in uiterlijk, gedrag of denkbeelden afwijken van je omgeving
aanvaarden, goed vinden

Slide 15 - Sleepvraag

Wat betekent 'hoge ogen gooien'?

Slide 16 - Open vraag

iets wat niet echt is, maar het wel lijkt
plan om je doel te bereiken
slimme manier om je doel te bereiken
voorbijgaan
passeren
de strategie


de tactiek

virtueel

Slide 17 - Sleepvraag

Wat is de betekenis van ronselen?

Slide 18 - Open vraag

Schaalvergroting is
A
een hoge productie per persoon
B
een hoge productie per bedrijf
C
een gevolg van een hogere arbeidsproductiviteit

Slide 19 - Quizvraag

Wat is uitbuiting?
A
Kinderen inzetten in de prostituitie
B
Kinderen als goedkope werkkracht gebruiken
C
iedere avond overwerken, maar er niets voor betaald krijgen
D
Alle antwoorden zijn van toepassing

Slide 20 - Quizvraag

Aan de slag
Maak de test jezelf van H4.3 en H5.3



Daarna oefen je de woorden op Blooket of via de woordentrainer. 

Slide 21 - Tekstslide