Prepositions

Prepositions
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMBOStudiejaar 1,2

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Prepositions

Slide 1 - Tekstslide

What are prepositions in Dutch?
A
voegwoorden
B
voorzetsels
C
lidwoorden
D
bijvoeglijke naamwoorden.

Slide 2 - Quizvraag

Name a preposition

Slide 3 - Woordweb

Prepositions
Er zijn voorzetsels die gebruik worden om aan te geven waar iets is. (positie)


Slide 4 - Tekstslide

Prepositions of place

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

I was born ............ January.
A
In
B
On
C
At
D
By

Slide 7 - Quizvraag

I have never been .......... TV.
A
In
B
On
C
At
D
To

Slide 8 - Quizvraag

I always go skiing ........ the winter.
A
In
B
On
C
At
D
To

Slide 9 - Quizvraag

The exercise is ........ page 53.
A
In
B
On
C
At
D
To

Slide 10 - Quizvraag

I drive _____ work ________ my town everyday.
A
in, to
B
from, to
C
for, to
D
by, to

Slide 11 - Quizvraag

Prepositions of place
in (in Paris)
gesloten ruimtes, geografische locaties
on (on the bus)
oppervlaktes, openbaar vervoer
at school, at home
specifieke plek, instanties, bij...
between (between the two chairs)
tussen (2)
among (among friendly people)
tussen (>2)
by, near (may I sit by/near the window?)
naast / in de buurt van


above (a lamp is above the table)
boven (hoger dan)
over (cycle over the bridge)
(recht) boven

below (I live one floor below)
lager dan

under (sweep under the rug)
(recht) onder

Slide 12 - Tekstslide

Overige veelgebruikte prepositions of direction:
They cycled along the river for hours. 
She always walks alongside her mother.
Rain is pouring down from the sky. 
He disappeared into the crowd of people.
I climbed onto the stage to sing a song.
The bird flew round my head.
You have to climb up  the stairs. 
Along= langs
Alongside= gelijk op met
Down= naar beneden
Into= in
Onto= op
Round= rond
Up= omhoog

Slide 13 - Tekstslide

And now something FUN
Along= langs
Alongside= gelijk op met
Down= naar beneden
Into= in
Onto= op
Round= rond
Up= omhoog

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Video

Dagverslag
Beschrijf jouw route naar werk/school van jouw huis.
Gebruik minstens 5  ' voorzetsels van beweging'

50-75 woorden

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Video