H3 herhaling voor de toets

H3 herhaling voor de toets
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 3

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

Onderdelen in deze les

H3 herhaling voor de toets

Slide 1 - Tekstslide

Elke maand heb je €150 aan inkomsten.
32% van jouw inkomsten zet je elke maand op jouw spaarrekening.
Bereken wel bedrag jij elke maand op jouw spaarrekening zet.

Slide 2 - Open vraag

Op je spaarrekening staat €800.
Je koopt een switch van €350.
Bereken hoeveel procent van je spaargeld je opmaakt. Rond af op 1 decimaal.

Slide 3 - Open vraag

Je kreeg €15,- zakgeld per week.
Omdat je jarig bent, krijg je meer zakgeld. Je ontvangt nu €18 zakgeld per week. Met hoeveel procent is het bedrag dat je aan zakgeld ontvang gestegen?






Slide 4 - Open vraag

Ik heb 200 euro op mijn rekening en krijg daarover 3% rente. Hoeveel euro rente ontvang ik?
A
€1,5
B
€3
C
€6
D
3%

Slide 5 - Quizvraag

Wat is directe ruil ?
A
Ruilen zonder geld
B
Betalen via internet
C
als je geld gebruikt bij het ruilen
D
Geld op je bankrekening

Slide 6 - Quizvraag

Geld is een rekenmiddel wanneer ...
A
je iets koopt
B
je geld in je spaarpot doet
C
je de waarde uitdrukt van een product

Slide 7 - Quizvraag

Geld is een ruilmiddel wanneer ...
A
je iets koopt
B
je geld in je spaarpot doet
C
een rekensom maakt

Slide 8 - Quizvraag

Wat is giraal geld?
A
muntgeld
B
bankbiljetten
C
geld op je betaalrekening
D
chartaal geld

Slide 9 - Quizvraag

Nieuw saldo berekenen:
Brenda heeft € 100,- op haar bank staan op 1 januari
Op 4 januari koopt zij een tafel van € 350,-
Op 20 januari krijgt zij € 200,- loon.
Hoeveel euro heeft Brenda op 31 januari op haar bank staan?
+100 - 350 + 200 = - € 50,- dit is een negatief saldo (ze staat dus rood)

Slide 10 - Open vraag

Bereken de enkelvoudige interest na 2 jaar sparen:
€1000 op de rekening tegen 2% rente
A
€40,00
B
€120,00
C
€60,00
D
€100,00

Slide 11 - Quizvraag

Voorbeeld van sparen voor een doel is:
A
een kapotte wasmachine vervangen
B
rente ontvangen van je spaargeld
C
een nieuwe laptop willen kopen

Slide 12 - Quizvraag

Marit is vaak ’s avonds laat klaar met werken. Met de fiets of bus terug
naar huis is dan niet makkelijk. Marit wil daarom een auto kopen. Zij
heeft alleen nog niet genoeg gespaard. Misschien kan zij een lening
afsluiten.
Welk leenmotief heeft Marit?
A
Opvang tijdelijk geldtekort
B
Dure aankoop niet willen uitstellen
C
Dringend geld nodig
D
Aankoop woning

Slide 13 - Quizvraag

Ik ga 25.000 lenen
en ik betaal dit in 60 maanden terug.
Bereken de kredietkosten.

Slide 14 - Open vraag

Als jij geld op een spaarrekening zet. Ben jij dan 'de vraag naar geld' of 'het aanbod van geld'?
A
Vraag
B
Aanbod

Slide 15 - Quizvraag

Als jij geld leent bij de bank.
Ben jij dan 'de vraag naar geld' of 'het aanbod van geld'?
A
Vraag
B
Aanbod

Slide 16 - Quizvraag

Je hebt 2 dozen lego gekocht voor €20,- per stuk. Nu blijken de doosjes lege €50,- per stuk waard te zijn. Hoeveel winst heb je gemaakt op deze belegging?

Slide 17 - Open vraag