Rekenen H3

Rekenen H3
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Rekenen H3

Slide 1 - Tekstslide

Saldo berekenen
Nieuw saldo = oud saldo + ontvangsten - betalingen

Slide 2 - Tekstslide

Debet en Credit
Debetsaldo is een negatief saldo (rood staan). 
Hiervoor betaal je wel debetrente.
Creditsaldo is een positief saldo. 
Sommige banken geven dan een creditrente.


Slide 3 - Tekstslide

Saldo berekenen voorbeeld
credit of debet?

Slide 4 - Tekstslide

Enkelvoudige rente berekenen
Enkelvoudige rente = beginbedrag : 100 x rente x jaren






Slide 5 - Tekstslide

Voorbeeld
Je hebt € 2.500 op een spaardeposito met 3% rente. Je ontvangt aan rente:

2.500 : 100 x 3 = € 7,50

Hoeveel rente heb je dan ontvangen na 3 maanden
7,50 : 12 x 3 = 





Slide 6 - Tekstslide

Samengestelde rente berekenen
Formule:
Stap 1 = (100 + rente ) : 100
Stap 2 = begingetal x antwoord stap 1 ^ aantal jaar
€ 11.550,- 
0,01 % rente hoeveel staat er op mijn spaarrekening na 25 jaar
Stap 1 = ( 100 + 0,01 ) : 100 = 1,0001
Stap 2 :  11.550 x 1,0001 ^25 = € 11.578,91  

Wat is de rente na 25 jaar ?
115.578,91 - 11.550 = € 28,91


Slide 7 - Tekstslide

Kredietkosten berekenen
Formule:
Kredietkosten = (aantal termijnen x termijnbedrag) – lening

Slide 8 - Tekstslide

Kredietkosten
Kredietkosten: Alles wat je meer terugbetaalt dan je geleend hebt. Die kredietkosten bestaan uit, bijvoorbeeld rente en administratiekosten.

Slide 9 - Tekstslide

Vreemde valuta
Vreemd geld kun je omrekenen met een verhoudingstabel.
Begin met het invullen van de koers.
Let er daarbij op dat je de juiste koers gebruikt: kijk je bij ‘U koopt’ of ‘U verkoopt’?

Slide 10 - Tekstslide

Vreemde valuta

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Nick en Linda hebben een budget van € 300 per maand voor hun persoonlijke uitgaven. In januari zijn hun werkelijke uitgave €460,- en in februari €290. Ze hebben begin januari nog geen reserves en niks te kort. Wat is hun saldo overschotten en tekorten eind februari?
Geef je berekening

Slide 14 - Open vraag

Nieuw saldo berekenen:
Brenda heeft € 100,- op haar bank staan op 1 januari
Op 4 januari koopt zij een tafel van € 350,-
Op 20 januari krijgt zij € 200,- loon.
Hoeveel euro heeft Brenda op 31 januari op haar bank staan?
+100 - 350 + 200 = - € 50,- dit is een negatief saldo (ze staat dus rood)

Slide 15 - Open vraag

Michael stort € 2.200 op een spaarrekening. De samengestelde interest is 0,1% per maand en wordt aan het einde van elk jaar bijgeschreven.
Bereken het saldo op de spaarrekening na 5 jaar.

Slide 16 - Open vraag

Ik spaar 50.000 euro, 8 jaar lang tegen 5% rente. Hoeveel zijn mijn eindbedrag en rente bij enkelvoudige interest?

Slide 17 - Open vraag

Op een deposito met enkelvoudige interest heb ik € 12.500 voor 5 jaar vastgezet tegen 0,4% rente.
Hoeveel rente heb ik na 3 maanden verdiend?

Slide 18 - Open vraag

Soraya heeft € 7.200,- op een spaarrekening staan met een rente van 1,6%.
Bereken haar spaartegoed na drie jaar op basis van samengestelde interest.

Slide 19 - Open vraag

In de tabel staat de wisselkoers van drie vreemde valuta per €1.

Majid koop voor €100 aan Tsjechische kronen. Bereken hoeveel kroon hij krijgt.

Slide 20 - Open vraag

Je leent €2000 met een looptijd van 24 maanden. Wat zijn de kredietkosten?

Slide 21 - Open vraag