In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
Oefentoets organen en cellen
Slide 1 - Tekstslide
Winterpenen zijn oranje van kleur. Delen van de wortel die boven de grond uitkomen, worden groen. Hierbij gaat de ene soort korrels (A) over in een andere soort korrels (B).
Welke soort korrel is A? En welke soort korrel is B?
A
A= kleurstofkorrel
B= bladgroenkorrel
B
A= bladgroenkorrel
B= kleurstofkorrel
Slide 2 - Quizvraag
Sleep het juiste woord naar de plek op de microscoop.
Statief
Grote schroef
Diafragma
Tafel
Objectief
Tubus
Slide 3 - Sleepvraag
Zet de onderdelen in de volgorden van klein naar groot. Nummer: 1 is het kleinste.
Cel
Orgaan
Organisme
Weefsel
Orgaanstelsel
Slide 4 - Sleepvraag
Celkern
Cytoplasma
Bladgroenkorrel
Celmembraan
Celwand
Vacuole
Slide 5 - Sleepvraag
Het oculair van een microscoop vergroot 10×. Het objectief van deze microscoop vergroot 4×. Wat is de totale vergroting van deze microscoop?
A
10x
B
100x
C
20x
D
40x
Slide 6 - Quizvraag
Kijk goed naar de afbeelding. Hoe heet deel 6?
A
de vacuole
B
de celkern
C
de celwand
D
het celplasma
Slide 7 - Quizvraag
Leg uit dat de bladeren en de bloem van het madeliefje uit verschillende soorten weefsels bestaan.
Slide 8 - Open vraag
Wat zijn voorbeelden van plastiden? Er kunnen meerdere antwoorden goed zijn
A
Bladgroenkorrels
B
Stuifmeelkorrels
C
Zetmeelkorrels
Slide 9 - Quizvraag
Hoe beweegt een amoebe zich voort?
A
met trilhaarcellen
B
met hele kleine pootjes
C
met schijnvoetjes
Slide 10 - Quizvraag
Het pantoffeldiertje beweegt met zijn......
A
schijnvoetjes
B
celkern
C
celmond
D
trilhaartjes
Slide 11 - Quizvraag
Op de afbeelding hiernaast is een dwarsdoorsnede te zien.
Hoe heet orgaan 3?
A
nier
B
maag
C
lever
D
slokdarm
Slide 12 - Quizvraag
Welk orgaan wordt in de dwarsdoorsnede aangegeven met letter P?
A
De lever
B
De maag
C
De wervelkolom
D
De nieren
Slide 13 - Quizvraag
Wel nummer geeft de bladschijf aan.
A
1
B
2
C
3
D
5
Slide 14 - Quizvraag
Wat is de functie van een huidmondje?
A
Water opnemen
B
Het maken van voedingsstoffen
C
Zorgen dat een boom groen blijft
D
Het opnemen van koolstofdioxide en afgeven van zuurstof
Slide 15 - Quizvraag
Waar of niet waar?
Wortels kunnen reservevoedsel opslaan zodat de plant kan overleven in de winter
A
Waar
B
Niet waar
Slide 16 - Quizvraag
Hoe komt het dat een wortel van een plant niet doodgaat in de winter?
A
Omdat een wortel erg sterk is
B
Omdat een wortel onder de grond zit
C
Omdat een wortel niet bevriest
D
Omdat een wortel reservevoedsel opslaat
Slide 17 - Quizvraag
Tine zegt: Een plant slaat reservevoedsel op in de wortel. Daarmee kan de plant de winter doorkomen. Rudy zegt: De plant neemt water en voedingsstoffen op en vervoert ze naar de bladeren. De stoffen worden vervoerd door vaatbundels. Wie heeft er gelijk?