In deze les zitten 12 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Deze slide heeft geen instructies
Wat is huishoudkunde?
Slide 2 - Woordweb
Zorg voor de woonomgeving
Richtlijnen en plannen van huishoudelijke werkzaamheden
Ondersteunen van cliënten bij wonen
Zorg voor de maaltijd
Budgetbeheer
Programma
Woonomgeving
Kleding
Aan de slag
Slide 3 - Tekstslide
Deze slide heeft geen instructies
Slide 4 - Tekstslide
Bij woonomgeving gaat het over de ruimte binnen en buiten, de inrichting en de materialen, maar ook over de mensen waar je de omgeving mee deelt. Hoe zorg je ervoor dat de ruimte waarin je cliënten wonen of verblijven functioneel is, sfeervol, veilig en ordelijk? En zo dat het aansluit bij jouw specifieke doelgroep? Een woonkamer voor tieners moet aan heel andere eisen voldoen dan die voor dagopvang voor ouderen met dementie.
Veilig
Ordelijk, opgeruimd en schoon
Sfeervol en verzorgd
Functioneel: Dat wil zeggen dat hij past bij de functie die de ruimte heeft, het doel waarvoor de ruimte wordt gebruikt en de doelgroep. Zo zitten er in een toiletruimte tegels op de muur. Dat is goed schoon te maken en dus hygiënisch. In een woonruimte wil je gezellige dingen aan de muur kunnen hangen. Dan is een schilderijrail heel functioneel. Het maakt verschil of een ruimte wordt gebruikt als kantoor, cursusruimte, verblijfruimte voor bewoners, keuken of voor persoonlijke verzorging. (Een snoezelruimte is niet functioneel als deze de zintuigen niet stimuleert, een bakkerij is niet functioneel zonder oven, een keuken met afneembare vloer geen vloerbedekking).
Zorg voor de woonomgeving is belangrijk voor de mensen die er werken en voor de mensen die er verblijven. De woonomgeving heeft invloed op de gezondheid, het ontwikkelvermogen, het functioneren en welbevinden in het algemeen.
Slide 5 - Tekstslide
Functioneren
De woonomgeving heeft ook invloed op het functioneren en welbevinden in het algemeen. In een praktische en met zorg ingerichte omgeving functioneren mensen meestal goed en voelen ze zich prettig. De omgeving heeft invloed op hoe actief ze zijn.
Gezondheid
De omgeving waarin je je bevindt, beïnvloedt je gezondheid. De omgeving binnen een gebouw kan ongezond zijn, zoals in een kamer waar veel gerookt wordt. Als een ruimte niet goed gestofzuigd is, krijgen mensen met COPD daar last van. Maar ook buiten het gebouw kan de lucht ongezond zijn. Zo kan een drukke verkeersweg zorgen voor veel fijnstof.
Het omgekeerde is ook het geval. Frisse lucht activeert. Mensen met gezondheidsklachten werden vroeger naar zee, bossen of bergen gestuurd, waar de lucht gezond is. Binnenshuis kun je de lucht verbeteren door ruimten waar mensen verblijven voldoende te ventileren.
Ontwikkelingsmogelijkheden
De woonomgeving heeft ook invloed op de mogelijkheden van mensen om zich te ontwikkelen.
Zeker bij jonge kinderen is dat heel duidelijk. Zij hebben ruimte nodig om zich vrij te bewegen. Ook hebben ze materialen nodig om dingen te ontdekken. En ze hebben andere kinderen nodig om mee te spelen. Kinderen die hun eerste levensjaren al die dingen moeten missen, lopen een ontwikkelingsachterstand op.
Op iedere leeftijd ontwikkelen mensen zich. Je hele leven leer je nieuwe dingen, als je woonomgeving dat mogelijk maakt. En wat je hebt geleerd, moet je bijhouden. Voor senioren is het belangrijk dat de omgeving stimulerend is om aftakeling te voorkomen.
Ergonomisch werken hangt samen met het voorkomen van lichamelijke klachten; welke van onderstaande aspecten hoort er niet bij?
A
Werkhouding
B
Arbeidsomstandigheden
C
Materialen en middelen
D
Collegialiteit
Slide 6 - Quizvraag
Wat is blijven hangen na het maken van test je kennis?
Waarom is het bij het plannen van je werk belangrijk de zorgvrager zoveel mogelijk zelf te laten doen?
A
Omdat dit in het zorgdossier staat
B
Om de zelfredzaamheid te stimuleren
C
Als je het samen doet, gaat het sneller
D
Het zorgt voor een goed gevoel bij de zorgvrager
Slide 7 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Wat zijn volgens jou verschillende functies van kleding?
Slide 8 - Open vraag
Kleding maakt zichtbaar waar mensen vandaan komen, wat voor werk ze doen, welke ideeën ze hebben.
Hiermee samen hangen een aantal aspecten: wasbaarheid, kwaliteit, prijs, leeftijd van de drager.
Maken:
Test je kennis thema 4: Kleding, linnengoed en schoeisel
Slide 9 - Tekstslide
Deze slide heeft geen instructies
Interactief aan de slag
Slide 10 - Tekstslide
We maken 3 (4) groepjes van max. 3 studenten.
Ga vast bij elkaar zitten, dan leg ik de opdracht uit.
Jullie maken gezamenlijk een powerpoint over bepaalde stof van thema 4; ieder groepje krijgt een gedeelte van de stof.
Jullie werken in dezelfde pp (laten zien) Let op: geen kopie van de lesstof op Thieme! Eigen woorden, uitleg dmv plaatjes etc. Ieder groepje presenteert zijn deel.
Indeling bij 3 : hs 4.14 - hs 4.15 tot nazorg - hs 4.15 vanaf nazorg + 4.16
--> wie klaar is, krijgt hs 4.17, 4.18
Indeling bij 4: hs 4.14 - hs. 4.15 tot nazorg - hs 4.15 vanaf nazorg + 4.16 - hs. 4.17 + 4.18