Les 1 voorbehouden handelingen, basiskennis medicatie

Voorbehouden en risicovolle handelingen
en basiskennis over medicatie
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Voorbehouden en risicovolle handelingen
en basiskennis over medicatie

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorbehouden en risicovolle  handelingen
Wet BIG: Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg

Wet die voorwaarden schept voor het bevorderen en bewaken van de kwaliteit van de beroepsuitoefening in de individuele gezondheidszorg en de patiënt (zorgvrager) beschermt tegen ondeskundig en onzorgvuldig handelen.

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zowel verzorgenden als verpleegkundigen vallen onder de wet BIG
Verzorgende IG = Artikel 34-beroep. 
  • rechtmatig de titel Verzorgende-IG
  • Je mag (onder voorwaarden) enkele voorbehouden handelingen uitvoeren. 
  • Verpleegkundige staat geregistreerd in het BIG-register en valt onder het tuchtrecht.

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Basishandelingen die je uit mag voeren op eigen initiatief
  • meten van de temperatuur;
  • tellen van de pols;
  • meten van de saturatie (zuurstofverzadiging).


Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Risicovolle handeling
Als er bij de zorgvrager directe schade kan ontstaan bij het foutief uitvoeren van de handeling.
  • toedienen van sondevoeding;
  • spoelen van de blaas;
  • verzorgen van een stoma;
  • verrichten van complexe wondzorg;
  • hanteren van domotica;
  • verwijderen van hechtingen;
  • toedienen van zuurstof;
  • uitzuigen van mond- en keelholte;
  • oplossen van medicijnen in een infuuszak;
  • verwijderen van een infuusnaald.








Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorbehouden handelingen
Risicovolle handelingen zijn voorbehouden handelingen als er onaanvaardbare risico's bestaan bij ondeskundige uitvoering. 
  • Inbrengen van een buis in een lichaamsholte, zoals het katheteriseren van de blaas en inbrengen van een maagsonde.
  • Inspuiten van een middel via een holle naald in lichaamsweefsel of bloedvat, zoals bij de toediening van medicijnen of oplossingen per injectie of per infuus.
  • Verwijderen van vocht of weefsel uit een orgaan met behulp van een naald, zoals bij bloedafname (venapunctie) en de hielprik bij de pasgeborene.

katheteriseren van de blaas bij een vrouw;
inbrengen van een neusmaagsonde;
subcutaan injecteren;
intramusculair injecteren;
intraveneus injecteren;
uitvoeren van de hielprik bij een pasgeborene.







Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorwaarden voorbehouden handelingen uitvoeren

De handeling vindt plaats in opdracht van een zelfstandig bevoegde zorgverlener.
Jij bent als zorgverlener voor het uitvoeren van de handeling bevoegd en bekwaam.

Voor verpleegkundigen: Functioneel zelfstandige bevoegdheid.
Je mag een opdracht van een zelfstandig bevoegde zorgverlener uitvoeren zonder dat deze opdrachtgever erbij aanwezig is




Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bevoegd en bekwaam
Bevoegd zijn wil zeggen: je bent gekwalificeerd om als verzorgende te werken omdat je een diploma hebt behaald. 
Om bevoegd te blijven moet je wel jouw bekwaamheid op peil houden.

Bekwaam zijn houdt in dat je de handeling volgens de afgesproken regels en procedures uitvoert. Dat betekent dat je:
het doel en de gevolgen van de handeling kent;
de technische uitvoering kunt verrichten;
alle zorgvuldigheidseisen in acht neemt;
weet wat je moet doen als er complicaties optreden;
bij voorkeur de handeling recent hebt uitgevoerd.

Bekwaamheidsverklaring in instelling.





Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Drie vormen van aansprakelijkheid

Civielrechtelijke aansprakelijkheid, tussen burgers onderling of tussen werkgever en werknemer.
Strafrechtelijke aansprakelijkheid, tussen overheid en burger.
Tuchtrechtelijke aansprakelijkheid, tussen zorgverlener en zorgvrager/naaste.


Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 10 - Link

Deze slide heeft geen instructies

Medicijn
een chemische stof (of een combinatie van meerdere chemische stoffen) met een genezende werking op mens en/of dier.

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welk doel heeft een medicijn?

Slide 12 - Woordweb

het genezen of voorkomen van een ziekte, gebrek, wond of pijn;
het stellen van een geneeskundige diagnose;
het herstellen, verbeteren of wijzigen van fysiologische functies in het lichaam.
Doel medicijn
Genezende werking b.v. antibiotica
Symptoombestrijder b.v. pijnstiller
Tekorten aanvullen b.v. vitamines of insuline
Profylactische werking b.v. tetanusinenting

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een placebo?

Slide 14 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

 Farmacokinetiek: Wat doet het medicijn met het lichaam?
opname: snelheid en mate waarin medicijn wordt opgenomen (absorptie) en toedieningswegen.

verdeling: via maagdarmstelsel en bloedbaan verdeeld, verplaatsen naar weefsels buiten bloedbaan.
omzetten: in lever waarna uitscheiding kan plaatsvinden.
uitscheiding: voornamelijk via nieren en lever.


Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke toedieningswegen
zijn er voor een medicijn?

Slide 16 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Toedieningswegen: enterale of parenterale toediening, lokaal toedienen.
Via het maag-darmstelsel, buiten het maag-darmstelsel om of direct op de plaats van werking.

Slide 17 - Tekstslide

pleisters, medicijnen onder de tong of medicijnen die ingeademd worden
Therapeutische werking/onderdosering/medicijnintoxicatie

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Medicatietermen
Groepsnaam
Stofnaam/generieke naam
Merknaam/handelsnaam

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Individuele opdracht

Kies 1 medicijngroep uit
Beschrijf de volgende punten:
a. werking
b. welke onderverdeling in groepen is te maken?
c. noem een aantal middelen als voorbeeld en noem hierbij 
     stofnaam en merknaam.
d. kies 1 medicijn uit en noem hierbij aandachtspunt voor 
      inname + top 5 bijwerkingen.

https://consumed.nl/medicijnen-az/

https://www.geneesmiddeleninformatiebank.nl/ords/f?p=111:1:0::NO:SESSION:P0_DOMAIN,P0_LANG:H,NL

www. apotheek.nl



  1. Medicatie die bloeddruk beïnvloeden
  2. Antistollingsmiddelen
  3. Medicatie om bloedarmoede te behandelen
  4. Medicatie voor hart- en bloedsomloop
  5. Medicatie voor de luchtwegen (onderste en bovenste)
  6. Maagmedicijnen
  7. Plasmedicijnen
  8. Laxeermiddelen
  9. Medicijnen tegen diarree
  10. Vitaminen
  11. Kalmerende medicijnen
  12. Slaapmedicijnen
  13. Medicatie voor hormoonhuishouding
  14. Medicatie tegen suikerziekte
  15. anti-epileptica
  16. cystostatica
  17. parkinsonmedicatie
  18. pijnstillers Max
  19. antibiotica

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Contra-indicatie en interactie
Contra-indicatie: reden of omstandigheid om een bepaald geneesmiddel niet of onder bepaalde voorwaarden toe te passen.


Interactie: onderlinge wisselwerking van geneesmiddelen die zorgen voor een  verminderde werking of een te sterke werking van het medicijn. 

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies