Toets hoofdstuk 1, 2 en 3

In deze functie werk je in gevangenissen, jeugdinrichtingen, TBS-kliniek. Welke functie is dit?
A
Objectbeveiliger
B
Complexbeveiliger
C
Evenementbeveiliger
1 / 34
volgende
Slide 1: Quizvraag
BeveiligingMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen.

Onderdelen in deze les

In deze functie werk je in gevangenissen, jeugdinrichtingen, TBS-kliniek. Welke functie is dit?
A
Objectbeveiliger
B
Complexbeveiliger
C
Evenementbeveiliger

Slide 1 - Quizvraag

Welke voorbeelden horen bij publieke en private ruimtes?
Private ruimte
Publieke ruimte
Winkelcentrum
Park
Bedrijfsgebouw
Pleinen
Straat
Scholen
Ziekenhuis
Parkeerterrein

Slide 2 - Sleepvraag

Wat betekent hospitality? Kies het beste antwoord.
A
Gastvrijheid
B
Waarschuwen en oproepen van een hulpdienst
C
Klantvriendelijke handelingen om goede gang van zaken te hebben

Slide 3 - Quizvraag

Welk begrip hoort NIET bij de basisberoepshouding? Kies het beste antwoord.
A
Integer zijn
B
Proactief zijn
C
Initiatief nemen

Slide 4 - Quizvraag

Toezicht houden, toegangscontrole, visiteren en fouilleren, crowd control, privacy waarborgen, verlenen van 1e hulp. Bij welke functie horen deze taken?
A
De complexbeveiliger
B
De persoonsbeveiliger
C
De evenementbeveiliger

Slide 5 - Quizvraag

Er gelden regels voor een hondengeleider en zijn hond. Welke van de onderstaande regels is niet juist?
A
De beveiligingsorganisatie moet een vergunning hebben dat een hond gebruikt mag worden.
B
De hond moet tijdens de werkzaamheden altijd onder direct toezicht staan.
C
De hond en de beveiliger worden allebei apart gecertificeerd door de KNPV of de NBD.

Slide 6 - Quizvraag

Wanneer is er sprake van mobiele surveillance?
A
Het maken van een controleronde met een voertuig over verschillende objecten.
B
Het toezicht houden met een voertuig tijdens het maken van een controleronde.
C
Het toezicht houden met een voertuig tijdens het maken van een ronde.

Slide 7 - Quizvraag

Er is iets misgegaan met de planning en een beveiliger wordt plotseling ingezet achter de receptie. Hij protesteert niet. Het kan gebeuren en achter de receptie moet tenslotte ook iemand zitten.

Wat voor instelling heeft deze beveiliger op dat moment?
A
Proactieve instelling.
B
Flexibele instelling.
C
Representatieve instelling.

Slide 8 - Quizvraag


Welke kennis moet een surveillant hebben op een object in het kader van veiligheid?
A
Kennis van factoren die oorzaak kunnen zijn van gevaren.
B
Kennis van het aantal aanwezige medewerkers en bezoekers.
C
Kennis van arbeids- en rusttijden genoemd in de Arbowet.

Slide 9 - Quizvraag

Onder welk soort veiligheidszorg valt de functie winkelsurveillant?
A
Private veiligheidszorg.
B
Particuliere veiligheidszorg.
C
Publieke veiligheidszorg.

Slide 10 - Quizvraag

Wat betekent 'preparatie' in het kader van de veiligheidsketen van de brandweer?
A
Voorkomen.
B
Voorbereiden.
C
Vooruitlopen.

Slide 11 - Quizvraag

Wat is repressie?
A
Maatregelen treffen om een incident te voorkomen
B
Handelen tijdens een incident
C
Handelen na het incident

Slide 12 - Quizvraag

Waar vinden werkzaamheden plaats die worden uitgevoerd in het publieke domein?
A
In overheidsgebouwen en particuliere terreinen.
B
In voor het publiek toegankelijke gebieden.
C
Op voor publiek toegankelijke plaatsen en overheidsgebouwen.

Slide 13 - Quizvraag

Waaruit bestaat 'de politie'?
A
Een landelijk politiekorps en 8 regionale eenheden en het Politiedienstcentrum.
B
Een landelijk politiekorps en 6 regionale eenheden en het Politiedienstcentrum.
C
Een landelijk politiekorps en 10 regionale eenheden en het Politiedienstcentrum.

Slide 14 - Quizvraag

De boa is bevoegd:
A
Om alle strafbare feiten op te sporen waarvoor hij is aangesteld.
B
Om alleen die strafbare feiten op te sporen waarvoor hij is aangesteld.
C
Om alle strafbare feiten op te sporen.

Slide 15 - Quizvraag

Voor welke taken kan de Koninklijke Marechaussee worden ingezet?
A
Voor alle politietaken.
B
Alleen voor grensbewaking.
C
Alleen voor grensbewaking op Schiphol.

Slide 16 - Quizvraag

Door wie wordt in eerste instantie een onderzoek ingesteld naar de oorzaak van een grote brand?
A
Door de politie.
B
Door het hoofd van de BHV.
C
Door de brandweer.

Slide 17 - Quizvraag

Welke opsporingsambtenaar heeft een algemene opsporingsbevoegdheid?
A
Wachtmeester bij de KMAR.
B
Nederlandse Arbeidsinspectie.
C
Douane.

Slide 18 - Quizvraag

Welk van onderstaande taken behoort niet tot de werkzaamheden van een particulier recherchebureau?
A
Het controleren van declaraties op juistheid.
B
Het verzamelen van informatie naar aanleiding van een geconstateerde fraude.
C
Het beveiligen van belangrijke personen.

Slide 19 - Quizvraag

Welke personen worden als ambtenaar van de politie beschouwd?
A
Degenen die basispolitiewerk en specialistisch werk verrichten en leden van de Mobiele Eenheid.
B
Ambtenaren van de regiopolitie, vrijwillige politie en bijzondere ambtenaren van de politie.
C
Buitengewoon opsporingsambtenaren en ambtenaren van de regiopolitie.

Slide 20 - Quizvraag

Hoe krijgt men inzicht in de gevaren die een object bedreigen om op basis daarvan de juiste beveiligingsmaatregelen te kunnen nemen?
A
Door het maken van een beveiligingsplan.
B
Door het maken van een risicoanalyse.
C
Door het maken van een risico-inventarisatie.

Slide 21 - Quizvraag

Wat doet een beveiliger die in een museum naast een schilderij staat en de omgeving observeert?
A
Waarnemen.
B
Bewaken.
C
Beveiligen.

Slide 22 - Quizvraag

Wat voor soort object is een museum?
A
Een open object.
B
Een besloten object.
C
Een half besloten object.

Slide 23 - Quizvraag

Wat zijn voorbeelden van besloten objecten?
A
Een politiebureau en een gemeentehuis.
B
Een postkantoor en een bankgebouw.
C
Een computercentrum en een laboratorium.

Slide 24 - Quizvraag

Waar vallen de afdelingen onder die voor het goed functioneren van het bedrijf van zeer groot belang zijn?
A
Schadecategorie I
B
Schadecategorie II
C
Schadecategorie III

Slide 25 - Quizvraag

In welk document staat bij wie u als beveiliger moet zijn als een situatie op de werkvloer uit de hand loopt?
A
Risico- inventarisatie en -evaluatie.
B
Dreigingsanalyse.
C
Escalatiemodel.

Slide 26 - Quizvraag

Je bent werkzaam als beveiliger in een object waar geheime militaire informatie is opgeslagen. Een onbekend persoon maakt kopieën van een aantal stukken en verkoopt deze vervolgens zonder toestemming aan een ander persoon.

Van welke schadelijke invloed is hier mogelijk sprake?
A
Subversieve activiteiten.
B
Sabotage.
C
Spionage.

Slide 27 - Quizvraag

Bij welke van onderstaande bedrijfsactiviteiten is er sprake van een verhoogd risico?
A
Bij het houden van toezicht op de naleving van de brandveiligheidsvoorschriften.
B
Bij het uitvoeren van laswerkzaamheden in een computerruimte.
C
Bij het uitvoeren van een strenge toegangscontrole.

Slide 28 - Quizvraag

Wat betekent 'security'?
A
De externe risico's in kaart brengen en een object met maatregelen hier tegen beschermen.
B
Het geheel van maatregelen dat een object moet beschermen tegen interne en externe schadelijke invloeden.
C
Het personeel binnen een object voortdurend in de gaten houden om interne schade te voorkomen.

Slide 29 - Quizvraag

Wat is de juiste omschrijving van een primair proces binnen een organisatie?
A
Het bedrijfsproces waar het meeste geld aan wordt verdiend.
B
Het ondersteunende bedrijfsproces om het hoofdproces draaiende te houden.
C
Het proces waaraan een organisatie haar bestaansrecht aan ontleent.

Slide 30 - Quizvraag

Verbind de arbeidsconflicten met de juiste omschrijving
Uit solidariteit geen werk uitvoeren waar gestaakt wordt
Een groep bezet het bedrijfsgebouw en neemt leiding
Het personeel stopt volledig met werken
Een waarschuwing waarbij het werk even wordt neergelegd
Taken worden zo nauwkeurig uitgevoerd dat het veel tijd kost
Werkonderbreking
Staking
Stiptheidsactie
Weigeren om besmet werk uit te voeren
Bedrijfsbezetting

Slide 31 - Sleepvraag

Hoe noemen we het wanneer alleen datgene wordt geobserveerd wat het eigen oordeel bevestigt?
A
Selectief waarnemen
B
Signalerend waarnemen.
C
Subversief waarnemen.

Slide 32 - Quizvraag

We kunnen risico's onderscheiden voor het ontstaan van gevaren.

Welke risico's zijn dat?
A
Bouwkundige, natuurlijke en menselijke risico's.
B
Menselijke, natuurlijke en technische risico's.
C
Menselijke, bouwkundige en technische risico's.

Slide 33 - Quizvraag

Wat is de procedure als er telefonische bommelding bij de beveiliger binnenkomt?
A
Intern (de leidinggevende) waarschuwen.
B
De politie alarmeren.
C
Waarschuwen van externe diensten.

Slide 34 - Quizvraag