"Vreetcellen" (witte bloedcellen die ziekteverwekkers insluiten en verteren)
Slide 17 - Tekstslide
2 type witte bloedcellen
* fagocyten/ makrofagen = vreet cel
* lymfocyt = maakt een antistof
Let op ! Voor elke ziekte een andere antistof nodig
dit noemen we soortspecifiek
Slide 18 - Tekstslide
Slide 19 - Video
Immuniteit
Witte bloedcellen onthouden hoe een bepaald antigeen eruit ziet.
Je wordt dan niet meer ziek; je bent immuun
Slide 20 - Tekstslide
Slide 21 - Video
Specifieke afweer: Lymfocyten
Hoe werkt specifieke afweer?
Specifieke afweer is gericht op één antigeen. Deze vorm van afweer ontwikkelt zich tijdens het menselijk leven en richt zich dan op één ziekteverwekker. De lymfocyten spelen hierin een grote rol. De specifieke afweer onthoudt ziektes.
Slide 22 - Tekstslide
Slide 23 - Tekstslide
Slide 24 - Video
Natuurlijke immuniteit
Je bent met de ziekte in aanraking geweest.
Je lichaam heeft antistoffen gemaakt.
Slide 25 - Tekstslide
Kunstmatige immuniteit
Vaccinatie (inenting)
Dode of verzwakte ziekteverwekker wordt ingespoten.
Witte bloedcellen maken antistoffen
Slide 26 - Tekstslide
Slide 27 - Tekstslide
Vaccinatiegraad
De vaccinatiegraad geeft aan welk deel van de bevolking is ingeënt.
Bij sommige virussen is een hoog percentage nodig om ervoor te zorgen dat de ziekte zich niet meer verspreid, bijvoorbeeld de mazelen (95%).
Slide 28 - Tekstslide
Allergie
- Allergische reacties zijn een reactie op stoffen waar je immuunsysteem niet tegen kan.
- Er ontstaat dan huiduitslag, branderig gevoel, jeuk, ontstekingen of rode plekken.
Slide 29 - Tekstslide
Anafylactische reactie
Komt je lichaam vaker in aanraking met deze stoffen. Dan kan de reactie verergeren.
Je kunt dan:
- Dikke lippen krijgen,
- Slijmvliezen opzwellen,
- Rode vlekken op de huid,
- Je wordt benauwd,
- Bloedvaten kunnen verwijden, bloeddruk daalt.
Slide 30 - Tekstslide
Epipen bevat adrenaline
Bij de verwijding van bloedvaten is er acuut gevaar. Omdat de bloeddruk te laag wordt. Krijgen je hersenen geen zuurstof , val je flauw
Slide 31 - Tekstslide
Slide 32 - Video
Aan het werk
Je maakt van 3.5 het immuunsysteem
Opdracht 1 t/m 8
Opdracht 5 hoeft niet
Slide 33 - Tekstslide
Welke ziekteverwekkers kennen we?
A
bacteriën, virussen en vreemd materiaal
B
schimmels, virussen en vreemd materiaal
C
schimmels, bacteriën en vreemd materiaal
D
schimmels, virussen en bacteriën.
Slide 34 - Quizvraag
Wat is hier de antistof?
A
Geel
B
Oranje
C
Blauw
Slide 35 - Quizvraag
Bij een allergie..
A
reageer je sterk op een stof
B
reageer je normaal op een stof
C
reageer je niet op een stof
Slide 36 - Quizvraag
Vreetcellen zijn witte bloedcellen, de fagocyten. Het is het algemene afweer in ons lichaam!
A
Het algemene afweer vreet alles wat lichaams vreemd is
B
Het algemene afweer maakt antistoffen om ziekte verwekkers te doden
C
Het algemene afweer vreet alleen virussen
D
Het algemene afweer gebruikt de antistoffen om ziekte verwekkers te binden
Slide 37 - Quizvraag
Wat is natuurlijke immuniteit?
A
je bent gevaccineerd en hebt daardoor antistoffen tegen de ziekte.
B
Je bent ziek geweest en hebt daardoor antistoffen tegen de ziekte.
C
je bent immuun door een vaccinatie
D
je bent immuun zonder ziek geweest te zijn.
Slide 38 - Quizvraag
Wat is een vaccinatie?
A
het inspuiten van de ziekte verwekker
B
het inspuiten van antistoffen
C
het inspuiten van medicatie
D
het inspuiten van dode of verzwakte ziekte verwekkers
Slide 39 - Quizvraag
Antigeen of antistof? Een griepvirus dat binnendringt in je lichaam is een...