YV5-TH2-BS2

Het oog
BS2
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

Onderdelen in deze les

Het oog
BS2

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
  • Je kunt delen van het oog beschrijven en toelichten.
  • Je kunt beeldvorming ddoor ooglenzen beschrijven.
  • Je kunt de pupilreflex toelichten.
  • Je kunt de bouw en werking van het netvlies beschrijven.
  • Je kunt toelichten hoe je diepte kunt zien.

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Video

hoornvlies
pupil
oogzenuw
blinde vlek
gele vlek
netvlies
vaatvlies
lens
glasachtig lichaam
iris
voorste oogkamer
achterste oogkamer
oogspier
harde oogvlies

Slide 4 - Sleepvraag

Het hoornvlies bevat veel zenuwuiteinden. Wanneer je de zenuwuiteinden prikkelt, treedt er een reflex op. Welke reflex treedt op?
A
oogreflex
B
knipperreflex
C
kniepeesreflex
D
geen reflex

Slide 5 - Quizvraag

3

Slide 6 - Video

06:37
Leg uit waarom je op de blinde vlek met licht geen impuls kunt opwekken

Slide 7 - Open vraag

06:56
Op welke plek in het netvlies zitten de meeste kegeltje?

Slide 8 - Open vraag

06:56
Waarom is de gele vlek een goede plek om veel kegeltjes te hebben?

Slide 9 - Open vraag

Het hoornvlies bevat veel zenuwuiteinden. Wanneer je de zenuwuiteinden prikkelt, treedt er een reflex op. Wat zijn de effectoren van deze reflex en wat is het nut van deze reflex?

Slide 10 - Open vraag

Het hoornvlies bestaat uit dekweefselcellen. Het geheel is doorzichtig en bevat geen bloedvaten. Hoe wordt het hoornvlies aan de buitenkant voorzien van zuurstof? En aan de binnenkant?

Slide 11 - Open vraag

9

Slide 12 - Video

01:38
welke spieren in de iris trekken zich samen als er fel licht in de ogen valt?
A
kringspieren
B
radiaalspieren/straalsgewijslopende spier
C
geen spier
D
kringspier en radiaal spier

Slide 13 - Quizvraag

01:57
In welke receptoren ontstaan impulsen die leiden tot de pupilreflex?

Slide 14 - Open vraag

04:11
Leg uit waarom in de verte staren ontpannend is voor je oog?

Slide 15 - Open vraag

06:28
Leg uit waarom het voor iemand die bijziend is wel een probleem is om veraf voorwerpen scherp te zien.

Slide 16 - Open vraag

06:28
Leg uit waarom het voor iemand die verziend is geen probleem is om voorwerpen veraf scherp te zien.

Slide 17 - Open vraag

06:28
Leg uit waarom het voor een bijziend iemand geen probleem is om voorwerpen dichtbij scherp te zien.

Slide 18 - Open vraag

08:28

Een proefpersoon bevindt zich in een donkere ruimte. In het gezichtsveld van zijn rechter oog bevinden zich 3 felrode punten (zie afbeelding) Deze rode punten veroorzaken impulsen. De proefpersoon kijkt naar punt 1 en houdt zijn linker oog dicht. Ontstaan in het linker deel van het netvlies van zijn rechteroog impulsen? En in het rechter deel van het netvlies van zijn rechteroog?

Slide 19 - Open vraag

08:28
De oogzenuw is op plaats Q doorgenseden.
De oogzenuw is op plaats Q doorgesneden (zie afbeelding). Leg uit welk deel van het gezichtsveld zal deze persoon niet meer waarnemen?

Slide 20 - Open vraag

08:28

Leg uit wat het gevolg is voor het gezichtsveld als de oogzenuw op plaats P wordt doorgesneden?

Slide 21 - Open vraag