26 jan LZ H3 + theorie hh + start lz De regels van drie

26 januari    1d   10.35 - 11.35 uur
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

26 januari    1d   10.35 - 11.35 uur

Slide 1 - Tekstslide

Deze les:
LET OP: werk op 2 devices: bekijk de les in Teams op je pc/laptop en houd je telefoon of een 2e scherm bij de hand voor de vragen.

  1. huiswerk bespreken
  2. opdracht 2 maken
  3. klassikaal een boek lezen 

Slide 2 - Tekstslide

kenmerken
van een tekst

Slide 3 - Woordweb

Geef aan in hoeverre je de theorie
snapt of niet.
😒🙁😐🙂😃

Slide 4 - Poll

Noteer hier je vraag over de theorie.
De volgende les kom ik erop terug.

Slide 5 - Open vraag

Blz. 73 opdracht 1 bespreken
  • vr. 2) bij inleiding altijd 2 elementen in je antwoord:
       * hoe nieuwsgierig?  +   * onderwerp duidelijk?
  • vr. 3) letterlijk iemand raken + figuurlijk er gebeurt iets
  • vr. 4) 'slaperig' betekent hier saai; er gebeurt niets
  • vr. 5) DEELONDERWERPEN (kies een woord uit de alinea's)           bij al. 2 --> herkomst
       bij al. 3+4  --> feest(elijkheden)

Slide 6 - Tekstslide

Blz. 73 opdracht 1 bespreken
  • vr. 6) 'bronnen' zijn personen die je raadpleegt
  • vr. 7) Binnen de kortste keren = heel snel, binnenkort, vlug
  • vr. 8) traditioneel =  lang bestaand of klassiek volgens de gebruiken van een land of volk
  • vr. 9) een artikel op internet bevat vaak geen slot, want korter.
  • vr. 10) C   
  • De hoofdgedachte moet DE HELE TEKST SAMENVATTEN IN EEN GOEDE ZIN.

Slide 7 - Tekstslide

Oefenen!
1) blz. 75 klassikaal lezen
2) 15 min. opdr. 2 zelfstandig maken. Werk online!


 Huiswerk in agenda: wo 27 jan opdr. 2 afmaken + theorie blz. 72 leren.
timer
15:00

Slide 8 - Tekstslide

Evaluatie:
Welke vragen uit opdr. 2 vind je nog moeilijk?
Waardoor komt dat, denk je?

Slide 9 - Open vraag

Slide 10 - Tekstslide


A
fictie
B
non-fictie

Slide 11 - Quizvraag

Wat is het verschil tussen
fictie en non-fictie?
A
Non-fictie is verzonnen. Fictie is echt gebeurd.
B
Fictie is verzonnen. Non-fictie is echt gebeurd.
C
Fictie kun je bewijzen. Non-fictie niet.

Slide 12 - Quizvraag

Een voorbeeld van non-fictie is:
A
een strip
B
een krantenbericht
C
een leesboek
D
een soap

Slide 13 - Quizvraag


A
Fictie
B
non-fictie

Slide 14 - Quizvraag


A
fictie
B
non-fictie

Slide 15 - Quizvraag

Fictie lezen!
Waarom?
Je ontwikkelt 'empathisch vermogen' door:
  • inleven in personages
  • nieuwe situaties
  • andere werelden
  • en je oefent onbewust spelling, formuleren en woordenschat :-)

Slide 16 - Tekstslide

Vraag 1) Waarom doen Twan en Linde of ze doof waren?

Slide 17 - Open vraag

Vandaag hebben we voor de eerste keer met LessonUp gewerkt. Hoe vond je deze interactieve les?
😒🙁😐🙂😃

Slide 18 - Poll