herhaling hoofdstuk 4 08-02-2023

herhaling hoofdstuk 4
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
WiskundeMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 1

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

herhaling hoofdstuk 4

Slide 1 - Tekstslide

aan het einde van de les weet je alles weer over hoofdstuk 4 en kan je zelfstandig werken met de opdrachten van de herhaling.

Slide 2 - Tekstslide

4.1 getallen
theorie A, waarde van getallen

2305,67

wat is de waarde van elk cijfer?

Slide 3 - Tekstslide

schrijf de waarde op van alle cijfers van het geval 72 918,463

Slide 4 - Open vraag

theorie B; decimale getallen
wat is een decimaal?
wat is een geheel getal?

kan je getallen van groot naar klein zetten?

Slide 5 - Tekstslide

waar staan de getallen van klein naar groot?
A
9,09 | 9,909 | 9,99 | 9,995 10 | 10,01 | 10,005
B
9,09 | 9,909 | 9,99 | 9,995 | 10 | 10,005 | 10,01
C
10,01 | 10,005 | 10 | 9,995 | 9,99 | 9,909 | 9,09
D
9,909 | 9,99 | 9,995 10 | 10,01 | 10,005 | 9,09

Slide 6 - Quizvraag

theorie C; delers, veelvouden, even en oneven
wat zijn even getallen?
wat zijn oneven getallen?
wat zijn veelvouden?
wat zijn delers?

Slide 7 - Tekstslide

wat zijn delers van 32?
A
1,2,4,8,16,32
B
1,2,4,6,8
C
1,5,10
D
32,1

Slide 8 - Quizvraag

wat zijn veelvouden van 9
A
1,9
B
9,18,27,36,54
C
10,9,1
D
4,9,18,27,36

Slide 9 - Quizvraag

grote getallen
duizend = 1000 = 3 nullen
miljoen = 1.000.000 = 6 nullen
miljard = 1.000.000.000 = 9 nullen
biljoen = 1.000.000.000.000 = 12 nullen

Slide 10 - Tekstslide

hoe schrijf je 19,6 miljard volledig uit?
A
19.600
B
19.600.000
C
19,6
D
19.600.000.000

Slide 11 - Quizvraag

4.3; afronden
als je afrond op 2 decimalen, kijk je naar het 3e getal achter de komma
als je afrond op 2 decimalen, kijk je naar het 3e getal achter de komma
als je afrond op 3 decimalen, kijk je naar het 4e getal achter de komma
> 5? dan wordt het getal ervoor 1 hoger
<5? dan veranderd getal ervoor niet

Slide 12 - Tekstslide

rond het getal 10,72864 af op 2 decimalen
A
10,72
B
1072
C
10,73
D
1073

Slide 13 - Quizvraag

afronden op hele getallen
als je het getal 12.446 moet afronden op honderdtallen moet je eerst weten wat honderdtallen zijn.

je kijkt dan weer naar het getal rechts daarvan, is deze hoger dan >4 dan rond af omhoog.

12.446 = niet hoger dan 4, dus je getal wordt: 12.400

Slide 14 - Tekstslide

rond 45 497 af op duizendtallen
A
45 490
B
45 500
C
50 000
D
45 000

Slide 15 - Quizvraag

afronden in de praktijk
als je een lunchpakket koopt voor 4 personen, en je eet met 33 mensen, hoeveel pakketten heb je dan nodig?

33 : 4 = 8,25 of 8 rest 1
je rond af naar boven, anders dan heeft 1 persoon niet te eten
dus je hebt 9 pakketen nodig.

Slide 16 - Tekstslide

je trakteert 19 leerlingen op ijsjes, in 1 doos zitten 3 ijsjes, hoeveel dozen ijs heb je nodig?
A
6
B
7
C
5
D
19

Slide 17 - Quizvraag

met geld rond je af op 2 decimalen
geld rond je af op veelvouden van 5 cent.

€4,51 / €4,52, dit wordt afgerond naar €4,50
€4,53 / €4,54 / €4,56, dit wordt afgerond naar €4,55
€4,57 / €4,58 / €4,59, dit wordt afgerond naar €4,60



Slide 18 - Tekstslide

€7,77 wordt...
A
€7,80
B
€7,75
C
€8,00
D
€7,77

Slide 19 - Quizvraag

is het een verhoudingstabel?

Slide 20 - Tekstslide

verhoudingstabellen
3 taarten kosten €10,50
hoeveel kosten 10 taarten dan?


Slide 21 - Tekstslide

200 gram snoep kost €1,60
hoeveel euro kost dan een 500 gram snoep? (maak een verhoudingstabel op papier)
A
€40,-
B
€0,80
C
€4,-
D
€0,40

Slide 22 - Quizvraag

aan de slag met de gemengde opgaven

denk aan de berekening!!!

klaar? nakijken!

Slide 23 - Tekstslide