Paragraaf 1.6 Het landschap in Laag Nederland

2 x Drie vragen
  1. Waar zie je de stuwwallen nog terug?
  2. Uit welk materiaal bestaan die stuwwallen? 
  3. Waarom is het bij de pijl geen aaneengesloten stuwwal meer?
1 / 41
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 41 slides, met tekstslides en 9 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

2 x Drie vragen
  1. Waar zie je de stuwwallen nog terug?
  2. Uit welk materiaal bestaan die stuwwallen? 
  3. Waarom is het bij de pijl geen aaneengesloten stuwwal meer?

Slide 1 - Tekstslide

Drie vragen
1. Waar komt het dekzand vandaan in de hogere delen van Nederland? 
2. Waarom is dekzand geen vruchtbare grond? 
3. Hoe maakten ze vroeger de grond vruchtbaar? 

Slide 2 - Tekstslide

Het landschap in Laag-Nederland

Slide 3 - Tekstslide

Leerdoelen
  • Je kunt uitleggen hoe het landschap in Laag-Nederland is ontstaan.
  • Je kunt vertellen welke maatregelen de mens in Laag-Nederland heeft genomen om zich te beschermen tegen het water.
  • Je begrijpt hoe Laag-Nederland is opgevuld met veen en klei.
  • Je kunt het landschap herkennen en verklaren met behulp van de Bosatlas. 

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Video

Waddenzeen en moerassen

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Uiteindelijk brak de strandwal op verschillende plekken door. Het achterliggende veengebied stroomde vol met zout water en de Waddenzee was geboren. Er ontstond een uitgebreid netwerk van kwelders en moerassen en allerlei grote en kleine eilanden.
Uiteindelijk brak de strandwal op verschillende plekken door. Het achterliggende veengebied stroomde vol met zout water en de Waddenzee was geboren. Er ontstond een uitgebreid netwerk van kwelders en moerassen en allerlei grote en kleine eilanden.

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Video

In de Atlas (krt 30) heet deze periode?

Slide 11 - Tekstslide

in rivierklei/ zeeklei-gebieden gingen de mensen wonen op ................./ of................?

Slide 12 - Tekstslide

Veenpolder
Een veenpolder was vroeger een veenmoerras. De boeren maakte deze geschikt voor landbouw door het gebied te ontwateren. (sloten graven) Door de ontwatering zakte het land in. Het veen is massaal afgegraven. 

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Droogmakerij
Kaart droogmakerij

Slide 15 - Tekstslide


Slide 16 - Tekstslide

Ligging zeeklei-
landschap

Slide 17 - Tekstslide

Ontstaan landschap Laag-NL v.a. 10.000 jaar BP
  • Deze periode heet Holoceen
  • temperatuur steeg, zeespiegel ook.
  • klei werd afgezet achter de duinen.
  • veen ontstond in moerassen achter de duinen

Slide 18 - Tekstslide

Ontstaan van de kleibodem
  • Voordat er dijken waren, had de zee vrij spel.
  • Er ontstonden kleine duinen, waar de zee bij vloed soms doorheen stroomde. 
  • In de plassen achter de duin werd klei afgezet. Zie de afbeelding hiernaast maar eens. 

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Video


Slide 21 - Tekstslide

Veen bovenop klei
  • Klei laat maar moeilijk water door. Daardoor ontstonden plassen (kleine meertjes)
  • In die plassen groeiden planten, die stierven en op de bodem zich opstapelden.
  • Zonder zuurstof verrotten planten niet. Het pakket werd steeds dikker: Het vormde veen.

Slide 22 - Tekstslide

Invloed van de mens (bedijking)

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Video

Invloed mensen op landschap
  • aanleggen woonheuvels of terpen (wierden)
  • terpen verbinden met dijken.
  • ontstaan polders (=gebied tussen dijken waar waterstand geregeld kan worden).

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Video

Soorten polders
  • Zeepolders: stukken opgeslibt land werden bedijkt.
  • Veenpolder: veen werd gewonnen --> meer --> water uit meer gepompt --> veenpolder
  • droogmakerij: een voormalig meer wordt omdijkt en leeggepompt

Slide 27 - Tekstslide

Atlasopdrachten kaart 32 t/m 37
Het Duinlandschap: kaart 34 B.
1. Leg uit waarom hier veel duinen en bossen zijn.
2.Hoe hoog is de hoogste duin ongeveer?
3. Wat voor grondgebruik is er achter de duinen bij Bakkum? Probeer dat te verklaren m.b.v. blz 32 en 33.
4. Er ligt water in de duinen, terwijl er toch veel zand is, kun je daar een verklaring voor bedenken?

Slide 28 - Tekstslide

kaart 35 het stuwwallandschap
1. Hoe hoog ligt het dorp Holten ongeveer?
2. Ligt Holten in hoog of laag Nederland?
3. Waar ( op welke hoogte) vind je het grasland?
4. Waar ( op welke hoogte) vind je  de akkers?
5. Waarom zouden de bossen op de hoogste delen liggen?

Slide 29 - Tekstslide

36 A De Zeekleipolder
1. Wat valt op aan de plek waar de mensen wonen?
2. Geef 3 voorbeelden waaraan je kunt zien dat er sprake is/ was van landaanwinning!
3. Wat valt op aan het grondgebruik en probeer dat te verklaren?!
4. Hoe hoog ligt dit gebied ongeveer?

Slide 30 - Tekstslide

36C Droogmakerij (zie ook 32)
1. Wat is hier gebeurd met het veen?
2. Welke bodemsoort komt er aan de oppervlakte?
3. Hoe heet zo'n gebied en verklaar de naam ervan?!
4. Hoe houdt men dit gebied droog en geef in je antwoord aan, waaraan je dat kunt zien.

Slide 31 - Tekstslide

37 B Laagveenlandschap ( ook blz.33)
1. Wat valt op aan de bebouwing ( waar wonen de mensen)?
2. Wat valt op aan de hoogte?
3. Wat valt op aan de vorm van de percelen?
4. Wat valt op aan het grondgebruik?
Probeer je antwoorden op vragen 1 t/m 4 te verklaren.

Slide 32 - Tekstslide

37C
1. Hoe heet het afgebeelde landschap?
2. Hoe hoog ligt dit landschap?
3. Welke afzetting tref je aan onder het hoogveen?
4. Welk bodemgebruik vind hier plaats?

Slide 33 - Tekstslide

Slide 34 - Video

Soorten polders: zeekleipolder
Welke kenmerken zie je? Noteer!

Slide 35 - Tekstslide

Slide 36 - Video

Slide 37 - Video

soorten polders: veenpolder
Welke kenmerken zie je? Noteer!

Slide 38 - Tekstslide

Slide 39 - Video

soorten polders: droogmakerij
Welke kenmerken zie je? Noteer!

Slide 40 - Tekstslide

Leerdoelen
  • Je kunt uitleggen hoe het landschap in Laag-Nederland is ontstaan.
  • Je kunt vertellen welke maatregelen de mens in Laag-Nederland heeft genomen om zich te beschermen tegen het water.
  • Je kunt een landschap in Laag-Nederland herkennen.

Slide 41 - Tekstslide