Paragraaf 2.4 - hoofd- en bijzinnen

Hi,
Fijn dat je er bent :)
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Hi,
Fijn dat je er bent :)

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we doen?
  • Gedicht
  • Terugblikken
  • Leerdoelen
  • Theorie grammatica 2.4  hoofd- en bijzinnen
  • Opdracht 
  • Herhaling grammatica 2.1 t/m 2.4
  • Afsluiting

Slide 2 - Tekstslide

Waar deed het gedicht je aan denken?

Slide 3 - Woordweb

Wat weet je nog van de vorige les?

Slide 4 - Open vraag

Leerdoelen
Aan het einde van de les kun je:
  • onderscheid maken tussen hoofd- en bijzinnen.
  • benoemen wat het verschil is tussen hoofd- en bijzinnen.

Slide 5 - Tekstslide

4

Slide 6 - Video

00:10
Hoe vind je de persoonsvorm?
A
zin vragend maken
B
zin enkelvoud of meervoud maken
C
zin in de verleden of tegenwoordige tijd plaatsen
D
Alle drie antwoorden zijn just

Slide 7 - Quizvraag

03:39
Waaruit kan een samengestelde zin bestaan?
A
hoofdzin en hoofdzin
B
hoofdzin en bijzin
C
nevenschikkende voegwoorden
D
onderschikkende voegwoorden

Slide 8 - Quizvraag

03:41
Hoe herken je een bijzin?

Slide 9 - Open vraag

03:44
Welke vraag heb je nog over het filmpje?

Slide 10 - Open vraag

Enkelvoudige zin
Hoofdzin + Hoofdzin
Hoofdzin + Bijzin
Anneke, Jantien en Willem kopen vier verschillende ijsjes.
Frank wil met het vliegtuig naar Berlijn, maar ik neem liever de trein.
We ver­wacht­en vandaag veel klanten, om­d­at het uitverkoop is.
Twee stuks fruit eten op een dag wordt aanbevolen, omdat je dan voldoende vitamines binnenkrijgt.


Wat kan ik doen als mijn telefoon geen wifi ontvangt?
Het is al laat en daarom kom ik vanavond.

Slide 11 - Sleepvraag

Herhaling
  • Persoonsvorm
  • Gezegde
  • Onderwerp
  • Lijdend voorwerp
  • Meewerkend voorwerp
  • Bijwoordelijke bepaling

Slide 12 - Tekstslide

Zinsontleding
  1. De waterstand bezorgt gemeentewerken deze zomer veel problemen.
  2. Die overtreding kostte hem weer een gele kaart.
  3. De conrector heeft haar vanmorgen het slechte nieuws al verteld.
  4. Na vijf weken werd me door de voorzitter de conclusie meegedeeld.

Slide 13 - Tekstslide

De waterstand bezorgt gemeentewerken deze zomer veel problemen.
PV: bezorgt
Gezegde: bezorgt
Onderwerp: de waterstand
Lijdend voorwerp: veel problemen
Meewerkend voorwerp: gemeentewerken
Bijwoordelijke bepaling: deze zomer

Slide 14 - Tekstslide

Die overtreding kostte hem weer een gele kaart.
PV: kostte
Gezegde: kostte
Onderwerp: die overtreding 
Lijdend voorwerp: een gele kaart
Meewerkend voorwerp: hem
Bijwoordelijke bepaling: weer

Slide 15 - Tekstslide

De conrector heeft haar vanmorgen het slechte nieuws al verteld.
PV: heeft
Gezegde: heeft verteld
Onderwerp: de conrector
Lijdend voorwerp: het slechte nieuws
Meewerkend voorwerp: haar
Bijwoordelijke bepaling: vanmorgen, al

Slide 16 - Tekstslide

Na vijf weken werd me door de voorzitter de conclusie meegedeeld.
PV: werd
Gezegde: werd meegedeeld
Onderwerp: de conclusie
Lijdend voorwerp: - 
Meewerkend voorwerp: me
Bijwoordelijke bepaling: na vijf weken, door de voorzitter

Slide 17 - Tekstslide

Wat was de kern van de les? Wat heb je geleerd?

Slide 18 - Open vraag

Slide 19 - Tekstslide