Grammatica zinsontleding, hoofd- en bijzinnen
1 / 25
Lesduur is: 60 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Video
Hoe vind je de persoonsvorm?
A
zin vragend maken
B
zin enkelvoud of meervoud maken
C
zin in de verleden of tegenwoordige tijd plaatsen
D
Alle drie antwoorden zijn just
Slide 5 - Quizvraag
Waaruit kan een samengestelde zin bestaan?
A
hoofdzin en hoofdzin
B
hoofdzin en bijzin
C
nevenschikkende voegwoorden
D
onderschikkende voegwoorden
Slide 6 - Quizvraag
Hoe herken je een bijzin?
Slide 7 - Open vraag
Welke vraag heb je nog over het filmpje?
Slide 8 - Open vraag
Enkelvoudige zin
Hoofdzin + Hoofdzin
Hoofdzin + Bijzin
Anneke, Jantien en Willem kopen vier verschillende ijsjes.
Frank wil met het vliegtuig naar Berlijn, maar ik neem liever de trein.
We verwachten vandaag veel klanten, omdat het uitverkoop is.
Twee stuks fruit eten op een dag wordt aanbevolen, omdat je dan voldoende vitamines binnenkrijgt.
Wat kan ik doen als mijn telefoon geen wifi ontvangt?
Het is al laat en daarom kom ik vanavond.
Slide 9 - Sleepvraag
Enkelvoudige zin
Hoofdzin + Hoofdzin
Hoofdzin + Bijzin
Anneke, Jantien en Willem kopen vier verschillende ijsjes.
Frank wil met het vliegtuig naar Berlijn, maar ik neem liever de trein.
We verwachten vandaag veel klanten, omdat het uitverkoop is.
Twee stuks fruit eten op een dag wordt aanbevolen, omdat je dan voldoende vitamines binnenkrijgt.
Wat kan ik doen als mijn telefoon geen wifi ontvangt?
Het is al laat en daarom kom ik vanavond.
Slide 10 - Sleepvraag
Slide 11 - Tekstslide
De waterstand bezorgt gemeentewerken deze zomer veel problemen. Onderwerp?
A
De waterstand
B
gemeentewerken
C
deze zomer
D
veel problemen
Slide 12 - Quizvraag
De waterstand bezorgt gemeentewerken deze zomer veel problemen. Meewerkend voorwerp?
A
De waterstand
B
gemeentewerken
C
deze zomer
D
veel problemen
Slide 13 - Quizvraag
Die overtreding kostte hem weer een gele kaart. Lijdend voorwerp?
A
Die overtreding
B
hem
C
weer
D
een gele kaart
Slide 14 - Quizvraag
Vanmorgen heeft de conrector haar het slechte nieuws al verteld. Bijwoordelijke bepaling?
A
Vanmorgen
B
de conrector
C
haar
D
het slechte nieuws
Slide 15 - Quizvraag
Vanmorgen heeft de conrector haar het slechte nieuws al verteld. Lijdend voorwerp?
A
Vanmorgen
B
de conrector
C
haar
D
het slechte nieuws
Slide 16 - Quizvraag
Na vijf weken werd me door de voorzitter de conclusie meegedeeld. Werkwoordelijk gezegde?
A
werd
B
door de voorzitter
C
de conclusie
D
werd meegedeeld
Slide 17 - Quizvraag
Na vijf weken werd me door de voorzitter de conclusie meegedeeld. Bijwoordelijke bepaling?
A
Na vijf weken
B
door de voorzitter
C
de conclusie
D
me
Slide 18 - Quizvraag
NWG of WWG?
Eline heeft de puppy's gisteren aan haar tante verkocht.
Eline heeft de puppy's gisteren aan haar tante verkocht.
A
NWG
B
WWG
Slide 19 - Quizvraag
NWG of WWG?
Haar moeder had kapster in een chique salon willen worden.
Haar moeder had kapster in een chique salon willen worden.
A
NWG
B
WWG
Slide 20 - Quizvraag
NWG of WWG?
Na dertien jaar had hij eindelijk het geld voor een Xbox bij elkaar gespaard.
Na dertien jaar had hij eindelijk het geld voor een Xbox bij elkaar gespaard.
A
NWG
B
WWG
Slide 21 - Quizvraag
NWG of WWG?
Ze is uiteindelijk met een timmerman getrouwd.
Ze is uiteindelijk met een timmerman getrouwd.
A
NWG
B
WWG
Slide 22 - Quizvraag
NWG of WWG?
Die rode muur is behoorlijk flets geworden.
Die rode muur is behoorlijk flets geworden.
A
NWG
B
WWG
