Geachte mevrouw, hoe gaat het met u? Ik heb het genoegen u te schrijven in verband met het nieuwe schoolgebouw.
Informeel taalgebruik
Voorbeeld:
Dag schatje! Heb je een leuke dag gehad op school? We hebben hier vandaag van alles in het huis gedaan!
Slide 9 - Tekstslide
Stilistische eenheid
Zorg altijd voor passend taalgebruik bij de situatie waarin je verkeert. Zorg er daarnaast voor dat je consequent bent en het niet door elkaar haalt.
(!) Formeel is niet ouderwets
niet: thans, blijkens, reeds
maar: nu, volgens, al
Slide 10 - Tekstslide
Formeel is niet ouderwets
Onze geluidsisolatieadviseur staat gratis te uwer beschikking voor u klaar.
Iedereen wordt voorafgaandelijk vooraf gewaarschuwd.
niet: thans, blijkens, reeds
maar: nu, volgens, al
Slide 11 - Tekstslide
De zakelijke e-mail
Slide 12 - Tekstslide
De zakelijke e-mail
Verstuurd naar een vreemde, een leraar, directie ... = formeel taalgebruik
Kenmerken: 1. Een correct e-mailadres (met voor- en achternaam) 2. Een korte, maar duidelijke onderwerpsregel 3. Een gepaste aanspreking: Geachte heer Janssen, Beste mevrouw Gilis 4. Structuur: inleiding, midden en slot 5. Een gepaste afsluiting: Met vriendelijke groet, Mila Heylen uit 1A3
Slide 13 - Tekstslide
Structuur
Na de aanspreking volgt een inleiding: leid je onderwerp in en vertel waarom je de mail verstuurt.
In het midden van je e-mail vertel je meer over het onderwerp en het tekstdoel.
Je sluit je e-mail af met een passend slot waarin je kort samenvat wat je hebt geschreven of waarin je zegt wat je verwacht van de ontvanger.
Slide 14 - Tekstslide
Slide 15 - Video
Zakelijke e-mail
Tekstdoel: overtuigen
Gericht (let op positie of belang van de lezer)
Toon / stijl (beleefd, niet-emotioneel, zakelijk, niet te lang)
Briefconventies (bijv. aanhef en afsluiting, lay-out)
Correct: spelling
Duidelijk: lezer weet wat hem / haar te doen staat
Slide 16 - Tekstslide
Let op signaalwoorden!
Slide 17 - Tekstslide
Slide 18 - Tekstslide
Wat valt je op?
Slide 19 - Tekstslide
Wat valt je op?
Slide 20 - Tekstslide
Let dus op:
zakelijke uitstraling van je brief
de beoogde lezer: dat is geen organisatie, maar een medewerker
spelling, vooral van werkwoorden
interpunctie: beëindig een zin met een punt
formuleren: een iPhone is geen persoon en vertoont dus geen gedrag