Wat is LessonUp
Zoeken
Kanalen
Inloggen
Registreren
‹
Terug naar zoeken
Leenwoorden en Meervoudsvormen
Woordenschat
Perron 2
Leenwoorden en meervoudsvormen
1 / 35
volgende
Slide 1:
Tekstslide
Nederlands
Middelbare school
vmbo k, g
Leerjaar 3
In deze les zitten
35 slides
, met
interactieve quizzen
en
tekstslides
.
Start les
Bewaar
Deel
Printen
Onderdelen in deze les
Woordenschat
Perron 2
Leenwoorden en meervoudsvormen
Slide 1 - Tekstslide
Leerdoelen
Ik kan uitleggen wat leenwoorden zijn.
Ik herken leenwoorden in het Nederlands.
Je weet welke regels er zijn voor het schrijven van meervouden
Je kan het juiste meervoud van een zelfstandig naamwoord maken
Slide 2 - Tekstslide
Wat zijn leenwoorden?
In onze taal zien we veel nieuwe woorden, maar ook veel woorden die we uit andere talen halen. We noemen die woorden leenwoorden.
Slide 3 - Tekstslide
Kun je wat leenwoorden opnoemen?
Slide 4 - Open vraag
Uit welke talen hebben wij
veel woorden geleend?
Slide 5 - Woordweb
Wat is het leenwoord? Uit welke taal? Wat betekent het?
Wij staan elk jaar op de camping.
Slide 6 - Open vraag
Wat is het leenwoord? Uit welke taal? Wat betekent het?
Ik ga vanavond babysitten.
Slide 7 - Open vraag
Enkelvoud - Meervoud
Slide 8 - Tekstslide
Soorten meervouden
Meervouden op -en, -n en -’en
Meervouden op -s en -’s
Bijzondere meervouden
Slide 9 - Tekstslide
Wat is de meervoudsvorm van:
het boek?
A
de boeken
B
de boeks
C
het boekenen
D
het boeken
Slide 10 - Quizvraag
En wat is de meervoudsvorm van:
het huis?
A
het huisen
B
de huizen
C
de huisen
D
het huizen
Slide 11 - Quizvraag
Laatste!
Wat is de meervoudsvorm van:
de stoel?
A
de stoeltjes
B
het stoeltjes
C
de stoelen
D
de stoels
Slide 12 - Quizvraag
Een paar regels
Regel 1:
De standaardvorm:
Enkelvoud + en = meervoud
Voorbeeld:
hond + en = honden
Let op! Medeklinkers kunnen veranderen...
Slide 13 - Tekstslide
Medeklinkerverandering
Woorden met een lange klank die eindigen op -f:
meervoud -v:
Graaf – graven, brief – brieven.
Woorden met een lange klank die eindigen op -s: meervoud -z:
Muis – muizen, laars – laarzen , huis - huizen.
Uitzondering
: kaars – kaarsen. 😊
Slide 14 - Tekstslide
Een paar regels
Regel 2
Eindigt het woord enkelvoud op:
-a, -i , -o , -u , -y,
dan krijgen we in het meervoud + 's
I
Slide 15 - Tekstslide
Wat is de meervoudsvorm van:
de taxi?
A
de taxies
B
de taxis
C
de taxi's
D
de taksies
Slide 16 - Quizvraag
Wat is de meervoudsvorm van:
de auto?
A
de autoos
B
de autos
C
het autos
D
de auto's
Slide 17 - Quizvraag
Wat is de meervoudsvorm van:
de baby?
A
de babies
B
de baby's
C
de babie's
D
de babys
Slide 18 - Quizvraag
Een paar regels
Regel 3:
Eindigt het woord enkelvoud op:
-e,
dan krijgen we in het meervoud + s
Slide 19 - Tekstslide
Wat is de meervoudsvorm van:
de dame?
A
de dame's
B
het dame's
C
de dames
D
het dames
Slide 20 - Quizvraag
Wat is de meervoudsvorm van:
het meisje?
A
het meisjes
B
de meisjes
C
de meisje's
D
de meisjez
Slide 21 - Quizvraag
Een paar regels
Regel 4
:
Meervoud op -iën, -ieën of -eën
Met klemtoon op ie: -ieën
Drie -> drieën / fantasie -> fantasieën
Geen klemtoon op ie: iën
Olie -> oliën / bacterie -> bacteriën
Voor woorden met 1 lettergreep krijg je altijd + ën
Zee -> zeeën / twee -> tweeën
Een paar regels
Regel 4:
Meervoud op -iën, -ieën of -eën
A- Met klemtoon op ie krijg je in het meervoud: + ën
Fantas
ie
-> fantasie
ën
B- Geen klemtoon op ie: iën
O
lie -> oli
ën
/ bac
te
rie -> bacteri
ën
C- Voor woorden met 1 lettergreep krijg je altijd + ën:
Zee -> zee
ën
/ twee -> twee
ën
Slide 22 - Tekstslide
Wat is de meervoudsvorm van:
de fantasie?
A
de fantasien
B
de fantasieën
C
de fantasiën
D
het fantasies
Slide 23 - Quizvraag
Wat is de meervoudsvorm van:
twee?
A
twees
B
tweeen
C
tweeën
D
tween
Slide 24 - Quizvraag
Een paar regels
Regel 5:
Klinkerverandering
Korte klinkers kunnen lange klinkers worden:
dag - dagen
Slide 25 - Tekstslide
Wat is de meervoudsvorm van:
het schip?
A
de schepen
B
het schepen
C
de schippen
D
het schippen
Slide 26 - Quizvraag
Wat is de meervoudsvorm van:
de weg?
A
de weggen
B
het weggen
C
de wegen
D
het wegen
Slide 27 - Quizvraag
Wat is de meervoudsvorm van:
de snelheid?
A
de snelheiden
B
het snelheiden
C
het snelheden
D
de snelheden
Slide 28 - Quizvraag
Wat is de meervoudsvorm van:
het ei?
A
de eien
B
de eis
C
de eieren
D
de eiers
Slide 29 - Quizvraag
Wat is de meervoudsvorm van:
het kind?
A
de kinds
B
het kinderen
C
de kind's
D
de kinderen
Slide 30 - Quizvraag
Een paar regels
Regel 6:
Meervoud op -eren
Regeltje van vroeger.
Tip: spreek het woord eens op verschillende manieren uit. Vaak merk je dan al wat de goede vorm is.
Slide 31 - Tekstslide
De laatste regel!!
Regel 7:
meervoud op -ici of -a
Woorden die enkelvoud eindigen op
-cus
-> meervoud
-ici.
Woorden die enkelvoud eindigen op
-um
-> meervoud
-a
.
voorbeeld: medium ->?? musicus ->???
Slide 32 - Tekstslide
Wat is de meervoudsvorm van:
de politicus?
A
de politica
B
het politicum
C
de politici
D
de poliet
Slide 33 - Quizvraag
Wat is de meervoudsvorm van:
het museum?
A
de musea
B
de museums
C
het museums
D
oud spul
Slide 34 - Quizvraag
Aan de slag!
3 BBL/KBL “Woordenschat, nieuwe woorden”
Perron 2: Tekst en uitleg
Maken opdracht: 1 & 2, 4 t/m 11, 13 & 14
Slide 35 - Tekstslide
Meer lessen zoals deze
Leenwoorden en Meervoudsvormen zonder controlevragen
2 dagen geleden
- Les met
16 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo k, g
Leerjaar 3
Meervoud
19 dagen geleden
- Les met
25 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo k, g
Leerjaar 3
Meervoud
Oktober 2024
- Les met
27 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo k, g
Leerjaar 3
Meervoud
Januari 2025
- Les met
27 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo k, g
Leerjaar 3
Meervoud
27 dagen geleden
- Les met
27 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo k, g
Leerjaar 3
Lesweek 18 Meervoudsvormen -ën (1)
Januari 2023
- Les met
12 slides
Nederlands
MBO
Studiejaar 1
K2 les 21 meervoudsvormen
Mei 2022
- Les met
19 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo k
Leerjaar 1
Meervoudsvormen laatste les
Juni 2024
- Les met
12 slides
Nederlands
Praktijkonderwijs
Leerjaar 4