1e en 4e naamval - 2ha

Herzlich Willkommen
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare school

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Herzlich Willkommen

Slide 1 - Tekstslide

1e en 4e naamval

Slide 2 - Tekstslide

1e naamval (der-groep)
1e naamval   der       die       das       die
                             m          v            o           mv

Slide 3 - Tekstslide

1e en 4e naamval der-groep
          mnl        vrl         onz         mv
1e      der         die         das        die
4e      den        die        das        die

Slide 4 - Tekstslide

Bij welke woorden zie je een verschil
A
mannelijke
B
vrouwelijke
C
onzijdige
D
meervoudige

Slide 5 - Quizvraag

Uitleg-vgl de zinnen
1. Der Mann ist 35 Jahre alt.
2. Ich kenne den Mann schon viele Jahre.

Slide 6 - Tekstslide

der mann is in de eerste zin onderwerp
(der Mann ist 35 Jahre alt)
den Mann is in de tweede zin lijdend voorwerp
(ich kenne den Mann schon viele Jahre.)

Slide 7 - Tekstslide

Ezelsbruggetje!
onderwerpen kun je vervangen door 'hij'
lijdende voorwerpen kun je vervangen door 'hem'

Slide 8 - Tekstslide

Kijk maar
Der Mann (hij!) ist 35 Jahre alt
Ich kenne den Mann (hem!) schon viele Jahre.

Slide 9 - Tekstslide

Gelukje

Slide 10 - Tekstslide

Bij vrouwelijke woorden (die), onzijdige woorden (das) en meervoudige woorden (die) is er geen verschil tussen onderwerp en lijdend voorwerp.

Slide 11 - Tekstslide

De Ein-groep werkt net zo
                             mnl         vrl          onz        mv
1e naamval     ein           eine       ein        keine
4e naamval     einen      eine       ein       keine

Slide 12 - Tekstslide

Dus alleen bij mannelijke woorden is er een verschil:
Ein Bruder wohnt in Berlin. (ond = hij)
Ich kaufe einen Computer. (lijd.vw = hem).

Slide 13 - Tekstslide

Woorden bij de ein-groep
geen-mijn -jouw-zijn-haar-onze-jullie-hun-uw-

Slide 14 - Tekstslide

geen = kein-

Slide 15 - Open vraag

mijn = mein

Slide 16 - Open vraag

jouw = dein

Slide 17 - Open vraag

zijn = sein

Slide 18 - Open vraag

haar = ihr

Slide 19 - Open vraag

ons/onze = unser

Slide 20 - Open vraag

jullie = euer

Slide 21 - Open vraag

hun = ihr

Slide 22 - Open vraag

uw = Ihr

Slide 23 - Open vraag

Tot slot nog enkele zinnen
Vertaal de Nederlandse woorden in het Duits

Slide 24 - Tekstslide

Mijn Schwester ist sehr lieb.

Slide 25 - Open vraag

Habt ihr (een) neuen Lehrer?

Slide 26 - Open vraag

(jouw) Großeltern leben noch?

Slide 27 - Open vraag

(uw) Kind (o) hat morgen Geburtstag.

Slide 28 - Open vraag

Moeilijk? Dalton!

Slide 29 - Tekstslide

Bedankt voor het meedoen!

Slide 30 - Tekstslide