4.7 grammatica Talent Max

4.7 grammatica Talent Max
Lidwoord, zelfstandig naamwoord en werkwoord

Gebruik een wisbordje bij verschillende oefeningen. 
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 1

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

4.7 grammatica Talent Max
Lidwoord, zelfstandig naamwoord en werkwoord

Gebruik een wisbordje bij verschillende oefeningen. 

Slide 1 - Tekstslide

Even herhalen.
Wat zijn lidwoorden?
A
de, het , een
B
slimme, mooie, rode
C
fiets, boek, volleybal
D
lopen, werken, denken

Slide 2 - Quizvraag

Wat is geen lidwoord?
A
de
B
het
C
die
D
een

Slide 3 - Quizvraag

Zelfstandige naamwoorden
Mensen, dieren dingen.

Voor een zelfstandig naamwoord kan je een lidwoord zetten. 

Namen zijn ook zelfstandige naamwoorden. Suzanne en Zwolle zijn dus zelfstandige naamwoorden.

Slide 4 - Tekstslide

Wat zijn zelfstandige naamwoorden?
A
de, het , een
B
slimme, mooie, rode
C
fiets, boek, volleybal
D
lopen, werken, denken

Slide 5 - Quizvraag

Wat is GEEN zelfstandig naamwoord?
A
Calvin
B
huis
C
praat
D
oplader

Slide 6 - Quizvraag

Je ziet een tekening
Schrijf zoveel mogelijk zelfstandige naamwoorden op. 
Gebruik je wisbordje. 

Slide 7 - Tekstslide

timer
2:00000

Slide 8 - Tekstslide

Klassikaal
Welke zelfstandige naamwoorden heb je gevonden?

Slide 9 - Tekstslide

Er komt nog een tekening aan. Nu ga je op zoek naar het bijvoeglijk naamwoord. 

Maar wat is dat ook alweer?

Slide 10 - Tekstslide

bijvoeglijk naamwoord:
Leg uit of geef een voorbeeld ervan

Slide 11 - Woordweb

Bijvoeglijk naamwoorden zeggen iets over het zelfstandig naamwoord!




'rood' is een 'gewoon' bijvoeglijk naamwoord. 
'plastic' is een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord - zo noemen we bijvoeglijk naamwoorden die een materiaal beschrijven

Slide 12 - Tekstslide

In de volgende tekening ga je op zoek naar zoveel mogelijk zelfstandig naamwoorden mét het bijvoeglijk naamwoord ervoor 


Gebruik je wisbordje.


 bijvoorbeeld: de oude auto
of: het rode dak

Slide 13 - Tekstslide

timer
2:50000

Slide 14 - Tekstslide

Klassikaal
Welke bijvoeglijke naamwoorden heb je gevonden?

Slide 15 - Tekstslide

Wat zijn voorzetsels ook alweer?

Slide 16 - Woordweb

Wat is GEEN voorzetsel?
A
hier
B
in
C
tussen
D
wegens

Slide 17 - Quizvraag

Voorzetsels zijn woorden als: 
in
op
naast
met 
van 
tijdens

Slide 18 - Tekstslide


Een voorzetsel...
A
geeft plaats, tijd of reden/oorzaak aan
B
staat altijd aan het begin van de zin
C
zet je voor een zelfstandig naamwoord
D
wijst een werkwoord aan

Slide 19 - Quizvraag

Werkwoorden (ww)
Een werkwoord is een woordsoort.
De afkorting van werkwoord is WW.
In een zin staat ten minste één werkwoord.
Er zijn ook zinnen met meer dan één werkwoord.
Een werkwoord zegt 
- wat iets of iemand doet,
- wat iets of iemand overkomt
wat er is gebeurd.


Slide 20 - Tekstslide

Is 'drinken' een werkwoord of geen werkwoord?
A
werkwoord
B
geen werkwoord

Slide 21 - Quizvraag

Is 'boven' een werkwoord of geen werkwoord?
A
werkwoord
B
geen werkwoord

Slide 22 - Quizvraag

Is 'jarig' een werkwoord of geen werkwoord?
A
werkwoord
B
geen werkwoord

Slide 23 - Quizvraag

Is 'zijn' een werkwoord of geen werkwoord?
A
werkwoord
B
geen werkwoord

Slide 24 - Quizvraag

Genoeg geoefend: aan de slag!
Maak 4.7 in de online omgeving
Vraag 1 t/m 10
KGT: 1 t/m 18
En Test Jezelf 4.7 

Klaar? Oefentoets!
 

Slide 25 - Tekstslide